Mixerinstellingen voor een
opgenomen melodie
U kunt de mixerinstellingen maken van elk gedeelte van het
systeemspoor en de solosporen van een opgenomen
melodie.
De mixerinstellingen van een opgenomen
melodie maken
1.
Voer de procedure uit onder "Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus" (pagina NL-99).
2.
Houd 9 PART (MIXER) lang ingedrukt totdat
de [MIXER] indicator verschijnt.
• Om de mixerinstellingen van het systeemspoor te
maken, maakt u de instellingen van elk gedeelte van
de SONG SYSTEM gedeeltengroep. Om de
mixerinstellingen van een solospoor te maken, maakt
u de instellingen van elk gedeelte van de SONG SOLO
gedeeltengroep. Zie "Gedeeltenlijst voor elke
gedeeltengroep van de mixer" (pagina NL-65) voor
informatie over de gedeelten binnen een
gedeeltengroep.
3.
Selecteer de gedeeltengroep waarvoor u de
mixerinstellingen wilt maken.
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik bn [–] en [+] om de gedeeltengroep (SONG
SYSTEM of SONG SOLO) te selecteren waarvan u
de instellingen wilt maken.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
4.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om het gedeelte te selecteren
waarvan u de instellingen met de mixer wilt
maken.
Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
5.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om het menu-item weer te geven dat u wilt
veranderen.
• De oorspronkelijke standaardinstellingen zijn
aangegeven met een sterretje (*).
Itemnaam
(display)
Gedeelte aan/uit
Stelt aan/uit voor het
(Part)
geselecteerde gedeelte
in.
Toon (Tone)
Stelt de toon van het
geselecteerde gedeelte
in.
Volume (Volume)
Regelt het
volumeniveau van het
geselecteerde gedeelte.
Pan (Pan)
Regelt de stereo-
panoramapositie van het
geselecteerde gedeelte.
0 geeft het midden aan,
terwijl een kleinere
waarde naar links
verschuift en een
grotere waarde naar
rechts.
Grofstemmen
Verschuift de
(Coarse)
toonhoogte van het
gedeelte in stappen van
een halve toon.
Fijnstemmen
Fijnstemmen van de
(Fine)
toonhoogte van het
gedeelte in eenheden
van een honderdste.
Toonhoogtebereik
Regelt hoeveel het
(Bend Rng)
geluid verandert
wanneer de
toonhoogteregelaar
wordt rondgedraaid.
Nagalm zenden
Bepaalt hoeveel nagalm
(Rev Send)
wordt toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
Zweving zenden
Bepaalt hoeveel
(Cho Send)
zweving wordt
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
Vertraging
Bepaalt hoeveel
zenden
vertraging wordt
(Dly Send)
toegepast op het
geselecteerde gedeelte.
6.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om de
instelling te veranderen.
7.
Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets wanneer de
mixerinstellingen naar wens zijn.
Beschrijving
Instellingen
On*, Off
1 t/m 900
0 t/m 127*
–64 tot 0* tot
63
–24 tot 0* tot
24
–99 tot 0* tot
99
0 tot 2* tot 24
0 tot 40* tot
127
0* t/m 127
0* t/m 127
NL-111