Gebruik van de MIDI-recorder voor opnemen
■ Selecteren van een systeemspoorgedeelte
Wanneer het systeemspoor wordt geselecteerd als het
bestemmingsspoor, kunt u de onderstaande toetsen
gebruiken om het gedeelte te selecteren dat moet worden
bewerkt. U kunt de selectiestatus van elk gedeelte te weten
komen door te controleren of de indicators aangegeven in de
"Display" kolom van de tabel branden.
Om dit
gedeelte te
Druk op deze toets:
selecteren:
UPPER 1
cs REGISTRATION [7]
UPPER 2
dq UPPER LAYER
dp SPLIT
LOWER 1
dq UPPER LAYER
LOWER 2
(Lang indrukken)
Automatisch
do AUTO HARMONIZE
harmoniseren
cq PHRASE PAD [P1]
Frasepad 1
cq PHRASE PAD [P2]
Frasepad 2
cq PHRASE PAD [P3]
Frasepad 3
cq PHRASE PAD [P4]
Frasepad 4
• De UPPER 1 en UPPER 2 gedeelten kunnen gelijktijdig
worden geselecteerd. De LOWER 1 en LOWER 2
gedeelten kunnen gelijktijdig worden geselecteerd. Bij
stappeninvoer van een gebeurtenis terwijl twee gedeelten
zijn geselecteerd, zal gelijktijdig dezelfde gebeurtenis in
beide gedeelten worden ingevoerd.
• Het gedeelte van automatisch harmoniseren en de
gedeelten van frasepad 1 t/m 4 kunnen alleen afzonderlijk
worden geselecteerd. Bij het selecteren van deze
gedeelten verdwijnen de indicators van de andere
gedeelten.
Invoeren van akkoordgebeurtenissen met
stappeninvoer
1.
Voer de procedure uit onder "Inschakelen van
de melodiebewerkingsmodus" (pagina NL-99).
2.
Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm
cijfertoetsen om "TrkEvent" weer te geven en
druk dan op [6] (ENTER).
"Trk Sy" verschijnt.
3.
Gebruik bn [–] en [+] of de bl regelaar om het
systeemspoor op te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
De [EVENT] indicator verschijnt.
4.
Als er geen [ACCOMP] indicator wordt
weergegeven, drukt u op cm ACCOMP om
deze te laten verschijnen.
NL-110
5.
Gebruik de [2] (w) en [5] (q) bm cijfertoetsen
om de gebeurtenis weer te geven binnen de
maat vanaf waar u de stappeninvoer wilt
starten.
• Het startpunt van de stappeninvoer is het begin van de
6.
Druk op cs REGISTRATION [1].
Display
De [STEP] indicator verschijnt en de
stappeninvoermodus wordt ingeschakeld.
7.
Stel indien nodig de aanslagsnelheid
(toetsenbordaanslag) van de
akkoordgebeurtenis in.
• Zie stap 6 onder "Invoeren van nootgebeurtenissen
8.
Stel de gebeurtenislengte in van de
gebeurtenis die u in stap 9 gaat invoeren.
• Zie stap 7 onder "Invoeren van nootgebeurtenissen
9.
Selecteer de gebeurtenis die moet worden
ingevoerd.
Om dit in te voeren: Voer deze bediening uit:
Akkoordgebeurtenis
Rustpauze
(NonChord)
Verbindingsboogje*
*1 Zie "Veranderen van de instellingen voor het
begeleidingstoetsenbord" (pagina NL-48) voor details over
de akkoord-vingerzetmodus.
*2 Zie stap 8 onder "Invoeren van nootgebeurtenissen met
stappeninvoer" (pagina NL-108) voor informatie over hoe
de instelling wordt gemaakt.
10.
Herhaal de stappen 7 t/m 9 naar vereist.
11.
Druk op cs REGISTRATION [1] om de
stappeninvoermodus te verlaten.
De [STEP] indicator verdwijnt.
maat.
met stappeninvoer" (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
met stappeninvoer" (pagina NL-108) voor informatie
over hoe de instelling wordt gemaakt.
Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, gebruikt
u het begeleidingstoetsenbord om
een akkoord te specificeren.*
Na het instellen van een
gebeurtenislengte in stap 8, drukt u
op cs REGISTRATION [2].
2
Na het instellen van de
gebeurtenislengte van een akkoord
voor verbinding met de vorige
akkoordgebeurtenis in stap 8, drukt
u op cs REGISTRATION [3].
1