Een bestaand ritme bewerken en dit opslaan
• Bij het bewerken van het begeleidingspatroon van een
bestaand ritme kunt u nieuwe opnamen maken voor elk van
de volgende gedeelten: variatiepatroon 1 t/m 4 en
invulpatroon 1 t/m 4. In geval van een intro- of eindpatroon
moet u eerst alle gedeelten wissen waarna u nieuwe
gedeelten kunt opnemen.
• U kunt het begeleidingspatroon van een bestaand ritme
naar een gebruikersgebied kopiëren en dan de noten in elk
gedeelte bewerken (toevoegen en verwijderen). U kunt een
volledig begeleidingspatroon kopiëren (onderstaande stap
3) of alleen een bepaald gedeelte kopiëren (onderstaande
stap 5). Raadpleeg de juiste procedure naar vereist.
1.
Selecteer het ingebouwde ritme of het
voorheen-opgeslagen gebruikersritme dat u
wilt bewerken.
• Zie "Selecteren van een ritme" (pagina NL-43).
2.
Houd bk FUNCTION lang ingedrukt totdat de
[EDIT] indicator verschijnt.
• De ritmebewerkingsmodus wordt ingeschakeld en het
ritmebewerkingsscherm verschijnt.
• De
indicator begint te knipperen. Dit geeft aan
dat variatie 1 van het automatische
begeleidingspatroon voor bewerken is geselecteerd.
• "Drum" wordt weergegeven voor het gedeelte dat
wordt bewerkt.
3.
Selecteer het begeleidingspatroon dat moet
worden bewerkt.
Om dit te selecteren:
Intropatroon
Eindpatroon
Variatiepatroon 1 t/m 4,
invulpatroon 1 t/m 4
* Bij meermalen indrukken van de toets wordt er beurtelings
omgeschakeld tussen variatiepatroon en invulpatroon.
• De indicator voor het geselecteerde
begeleidingspatroon (pagina NL-47) knippert.
• U zou nu een bestaand begeleidingspatroon naar een
gebruikersgebied kunnen kopiëren. Zie "Kopiëren van
een bestaand begeleidingspatroon om dit te
bewerken" (pagina NL-83).
Brandt
Druk op deze toets:
bo INTRO
bt ENDING/SYNCHRO START
bp VARIATION/FILL-IN 1 t/m
bs VARIATION/FILL-IN 4*
Creëren van een automatische begeleiding (Gebruikersritme)
4.
Afhankelijk van het begeleidingspatroon dat u
heeft geselecteerd, voert u een van de
volgende bedieningsprocedures uit.
Y Als u variatiepatroon 1 t/m 4 of invulpatroon 1 t/m
4 heeft geselecteerd
Ga meteen door naar stap 5.
Y Als u een intro- of eindpatroon heeft geselecteerd
Wis alle gedeelten van het begeleidingspatroon.
(1) Voer de stappen 2 t/m 4 uit onder "De opgenomen
gegevens in alle gedeelten van een
begeleidingspatroon in een keer wissen" (pagina
NL-85).
(2) Druk op cs REGISTRATION [8] (EDIT MENU).
(3) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
"Element" weer te geven en druk dan op
[6] (ENTER).
(4) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) bm cijfertoetsen om
"Measure" weer te geven en gebruik dan bn [–] en
[+] of de bl regelaar om de instelling te veranderen.
Begeleidingspatroon
Intropatroon, eindpatroon
Variatiepatroon
Invulpatroon
(5) Gebruik de [1] (V) en [3] (W) toetsen om "Beat"
(tijdsignatuur) weer te geven en gebruik dan bn [–]
en [+] of de bl regelaar om de instelling te
veranderen (instelbereiken: 2/4 tot 8/4, 2/8 tot 16/8).
(6) Druk op de [4] (EXIT) bm cijfertoets.
5.
Selecteer het gedeelte dat moet worden
bewerkt
(1) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets brandt.
(2) Gebruik de bm cijfertoetsen [1] t/m [8] om het
gedeelte te selecteren dat bewerkt moet worden.
Om dit gedeelte te
selecteren:
Percussie
Drums
Bas
Akkoord 1 t/m akkoord 5
• De mixergedeelte-indicator die overeenkomt met
het geselecteerde gedeelte begint te knipperen.
(3) Druk op 9 PART en controleer of het lampje links
van de toets uit is.
• U zou nu een gedeelte in een bestaand ritme naar
een gebruikersgebied kunnen kopiëren (behalve
wanneer het begeleidingspatroon een intropatroon
of eindpatroon is). Zie "Kopiëren van een bestaand
ritmegedeelte om dit te bewerken" (pagina NL-84).
Instellingen
01 t/m 16
01 t/m 16
01 t/m 02
Druk op deze cijfertoets:
[1]
[2]
[3]
[4] t/m [8]
NL-79