Noodstop
Bij een noodstop gaan de waarschuwingsknipperlichten automa-
tisch branden en gaan op het instrumentenpaneel de lampjes Ÿ
en Δ branden.
De lichten gaan automatisch uit zodra wordt gesignaleerd dat de
noodstop is beëindigd.
MISTLAMPEN VOOR (waar voorzien) fig. 43
5
Druk op knop
om de lichten in of uit te schakelen. De mist-
lampen kunnen alleen ingeschakeld worden als de dimlichten zijn
ingeschakeld. Bij ingeschakelde lichten gaat op het instrumenten-
5
paneel het lampje
branden.
fig. 43
WEGWIJS IN UW AUTO
MISTACHTERLICHTEN fig. 43
Druk op knop
achterlichten kunnen alleen ingeschakeld worden als de dimlich-
ten zijn ingeschakeld. Bij ingeschakelde lichten gaat op het ins-
trumentenpaneel lampje
PORTIERVERGRENDELING fig. 44
Druk op knop A om de gelijktijdige vergrendeling van de portie-
ren uit te voeren. De vergrendeling wordt uitgevoerd onafhanke-
lijk van de stand van het contactslot.
A0J0025m
fig. 44
4
om de lichten in of uit te schakelen. De mist-
4
branden.
87
1
A0J0030m