82
Op hellingen naar beneden met ingeschakeld systeem is het mo-
gelijk dat de snelheid van de auto enigszins toeneemt ten opzich-
te van de opgeslagen snelheid. De inschakeling van het systeem
wordt aangegeven door het branden van het lampje Ü en door
het betreffende bericht (indien aanwezig) op het instrumenten-
paneel
SNELHEID OPSLAAN
Ga als volgt te werk:
❍ draai draaischakelaar A-fig. 36 op ON en trap het gaspedaal
in tot de auto met de gewenste snelheid rijdt;
❍ houd de hendel ten minste 1 seconde omhoog (+) en laat de
hendel los: de snelheid van de auto wordt opgeslagen en ver-
volgens kan het gaspedaal los worden gelaten.
Zonodig (bijvoorbeeld bij een inhaalmanoeuvre) kan worden ge-
accelereerd door het gaspedaal in te trappen: als het pedaal wordt
losgelaten, neemt de auto opnieuw de eerder opgeslagen snelheid
aan.
OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem uitgeschakeld wordt door het intrappen van de
rem of de koppeling, moeten de volgende handelingen worden uit-
gevoerd om de opgeslagen snelheid opnieuw op te roepen:
❍ accelereer geleidelijk tot een snelheid bereikt wordt die dicht-
bij de opgeslagen snelheid ligt;
❍ schakel de versnelling in die gekozen was op het moment waar-
op de snelheid werd opgeslagen;
❍ druk op knop B-fig. 36 (RES).
WEGWIJS IN UW AUTO
OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Trap het gaspedaal in en sla vervolgens de nieuw bereikte snelheid
op of plaats de hendel omhoog (+). Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt de snelheid met ongeveer 1 km/h verhoogd; als
de hendel omhoog wordt gehouden, wordt de snelheid traploos
gewijzigd.
OPGESLAGEN SNELHEID VERLAGEN
Schakel het systeem uit en sla vervolgens de nieuwe snelheid of
plaats de hendel omlaag (–) tot de nieuwe snelheid bereikt wordt;
deze wordt automatisch opgeslagen. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt de snelheid ongeveer 1 km/h verlaagd. Als de hen-
del omlaag wordt gehouden, wordt de snelheid traploos gewijzigd.
SYSTEEM UITSCHAKELEN
Om het systeem uit te schakelen:
❍ draai draaischakelaar A-fig. 36 op OFF;
❍ zet de motor uit;
❍ trap op de rem, de koppeling of het gaspedaal. In dit laatste
geval wordt het systeem niet daadwerkelijk uitgeschakeld; een
acceleratieverzoek heeft voorrang ten opzichte van het uit-
schakelen van het systeem. Het systeem blijft altijd ingescha-
keld, waarbij het niet nodig is op de knop RES te drukken om
terug te keren naar de voorgaande situatie, als het accelere-
ren is beëindigd.