54
UITSCHAKELING ALARM
Ë
Druk op knop
. Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
❍ twee keer kort knipperen van de richtingaanwijzers;
❍ twee korte geluidssignalen;
❍ ontgrendeling van de portieren;
WAARSCHUWING Als met de sleutel in het slot centraal wordt ont-
grendeld wordt het alarm niet uitgeschakeld.
A
fig. 20
WEGWIJS IN UW AUTO
VOLUMETRISCHE BESCHERMING/BEVEILIGING
TEGEN KANTELEN
Sluit voor de juiste werking van d ebescherming alle ruiten en
het opendak (indien aanwezig) geheel.
Druk, om deze functie uit te schakelen, op knop A-fig. 20 voor-
dat het alarm wordt ingeschakeld. Als de functie wordt uitgescha-
keld, wordt dit aangegeven door het gedurende enkele seconden
knipperen van de led op knop A.
Het buiten werking stellen van de volumetrische beveiliging/kan-
telsensor moet telkens worden herhaald als het instrumentenpa-
neel uitgeschakeld is geweest.
UITSCHAKELEN ALARM
Om het alarm volledig buiten werking te stellen (bijvoorbeeld als
de auto langdurig gestald wordt) moet de auto worden afgesloten
door de metalen noodsleutel in het slot te draaien en geen gebruik
te maken van de afstandsbediening.
WAARSCHUWING Als de batterijen in de afstandsbediening leeg
zijn of als het systeem defect is, moet, om het alarm uit te scha-
kelen, de sleutel in het contactslot worden gestoken en het con-
tactslot in de stand MAR wordt gezet.
A0J0226m