Houd er rekening mee dat de rembekrachtiging
en de elektrische stuurbekrachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangeslagen, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening van het rempe-
daal en het stuur. Gebruik voor het slepen geen elastische
kabels en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleer tijdens
het slepen of de sleepkabel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van een auto aan de
wettelijke voorschriften. Dit geldt zowel voor het slepen
zelf als voor het gedrag naar andere weggebruikers. Start
de motor niet als de auto wordt gesleept. Maak de schroef-
draad zorgvuldig schoon, voordat u het sleepoog op de
schroefdraadpen draait. Controleer voor het slepen of het
sleepoog geheel in de schroefdraadboring is gedraaid.
IN NOODGEVALLEN
De sleepogen voor en achter mogen alleen wor-
den gebruikt voor noodsituaties op de weg. Het
is toegestaan om het voertuig over een korte af-
stand met door de wegenverkeerswet toegestane mid-
delen te slepen (stang); het is toegestaan om de auto op
de weg te bewegen als voorbereiding op het slepen of het
transport met bijvoorbeeld een auto-ambulance. De slee-
pogen MOGEN NIET worden gebruikt voor het slepen van
het voertuig in het terrein of als er obstakels aanwezig
zijn en/of voor het slepen met riemen of andere elasti-
sche materialen. Tijdens het slepen moeten bovenstaan-
de regels in acht worden genomen en moeten de twee au-
to's (trekkende en getrokken) zich zo veel mogelijk in een
rechte lijn achter elkaar bevinden.
195
4