Voorruit- en achterruitwisser inschakelen
Zet de tuimelschakelaar (2) in de middelste
stand.
Machine staat stil of rijdt vooruit:
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omhoog.
Zolang de hendel wordt bediend, wist de voor-
ruitwisser continu en wist de achterruitwisser
intermitterend.
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omlaag.
De voorruitwisser wist continu en de achter-
ruitwisser wist intermitterend.
Machine rijdt achteruit:
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omhoog.
Zolang de hendel wordt bediend, wist de
voorruitwisser intermitterend en wist de
achterruitwisser continu.
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omlaag.
De voorruitwisser wist intermitterend en de
achterruitwisser wist continu.
Machine staat stil of rijdt vooruit/achteruit:
Schakel de tuimelschakelaar (2) helemaal
om.
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omhoog.
Zolang de hendel wordt bediend, wissen de
voorruitwisser en achterruitwisser continu.
Duw de bedieningshendel (1) aan het stuur
vanuit de middelste stand omlaag.
De voorruitwisser en achterruitwisser wissen
continu.
Bedieningshandleiding – 396 801 15 09 NL – 06/2014
4
Gebruik
Speciale uitrusting
109