4
Gebruik
Speciale uitrusting
Druk op de drukschakelaar (8).
De interieurverlichting (9) is ingeschakeld.
OPMERKING
Als de drukschakelaar (8) is bediend, kunnen
de interieurverlichtingen (7) en (9) met de
tuimelschakelaar (1) in- en uitgeschakeld
worden.
Verlichting inschakelen
Zet de tuimelschakelaar (2) in de middelste
stand.
De zijlampen en kentekenplaatverlichting zijn
ingeschakeld.
Schakel de tuimelschakelaar (2) helemaal
om.
De dimlichten, zijlampen en kentekenplaat-
verlichting zijn ingeschakeld.
Werklamp inschakelen
Druk op de tuimelschakelaar (3) of (4)
(afhankelijk van de uitvoering).
Waarschuwingsknipperlichten inschake-
len
Druk op de tuimelschakelaar (5).
104
Bedieningshandleiding – 396 801 15 09 NL – 06/2014