Zwaailamp inschakelen
Afhankelijk van de uitrusting zijn er twee
verschillende uitvoeringen.
Uitvoering 1 (eentraps schakelaar):
Druk op de tuimelschakelaar (6).
De zwaailamp is altijd ingeschakeld.
Uitvoering 2 (tweetraps schakelaar):
Zet de tuimelschakelaar (6) in de middelste
stand.
De zwaailamp is alleen ingeschakeld bij
achteruitrijden.
Schakel de tuimelschakelaar (6) helemaal
om.
De zwaailamp is altijd ingeschakeld.
Richtingaanwijzers inschakelen
Beweeg de bedieningshendel (10) aan het
stuur naar voren.
De richtingaanwijzers rechts knipperen. Het
indicatielampje (11) knippert.
Beweeg de bedieningshendel (10) aan het
stuur naar achteren.
De richtingaanwijzers links knipperen. Het
indicatielampje (11) knippert.
Bedieningshandleiding – 396 801 15 09 NL – 06/2014
4
Gebruik
Speciale uitrusting
105