Richtlijnen voor de ISO-snelheid
Lage ISO-snelheden beperken de beeldruis maar kunnen het risico vergroten van het
trillen van camera/onderwerp of het gebied waarop is scherpgesteld beperken (minder
scherptediepte) onder sommige opnameomstandigheden.
Hoge ISO-snelheden maken opnemen bij weinig licht mogelijk, een groter
scherpstelgebied (meer scherptediepte) en een groter flitsbereik maar ze kunnen ook de
beeldruis versterken.
Opmerking
U kunt de ISO-snelheid ook instellen in de optie ISO-snelheid door op de knop
<
> te drukken terwijl een beeld op het scherm wordt weergegeven.
Om het bereik van de handmatige ISO-snelheidsinstelling uit te breiden van L
(equivalent met ISO 50) naar H (equivalent met ISO 204800), moet u [ISO-
snelh.bereik] aanpassen in [
Waarschuwing
Beeldruis (lichtpuntjes of strepen) en onregelmatige kleuren kunnen toenemen en
de schijnbare resolutie kan afnemen bij H (gelijk aan ISO 204800), omdat dit een
uitgebreide ISO-snelheid is.
Aangezien L (gelijk aan ISO 50) een uitgebreide ISO-snelheidsinstelling is, wordt
het dynamisch bereik iets kleiner vergeleken met de standaardinstelling.
Als u [
: Lichte tonen prioriteit] instelt op [Inschak.] of [Vergroot] (
voorkomt dit dat u L (equivalent met ISO 50), ISO 100/125/160 of H (equivalent
met ISO 204800) selecteert.
Wanneer u opnamen maakt met een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur, lange
belichtingstijd of meerdere opnamen, kunnen beeldruis (korreligheid, lichtpuntjes,
strepen, enzovoort), onregelmatige kleuren en kleurwijzigingen zichtbaarder
worden.
Wanneer u met omstandigheden werkt die een extreme hoeveelheid ruis
veroorzaken, zoals een combinatie van een hoge ISO-snelheid, hoge temperatuur
en lange belichtingstijd, kan het zijn dat beelden niet goed worden opgeslagen.
Als u een hoge ISO-snelheid en de flitser gebruikt om een onderwerp te
fotograferen dat zich dichtbij bevindt, kan de opname overbelicht zijn.
:
ISO-snelheidsinst.] (
188
).
),