Opnieuw verbinding maken
De camera kan opnieuw verbinding maken met een smartphone
waarvoor de verbindingsinstellingen zijn vastgelegd.
88
Selecteer [Wi-Fi-functie].
1
Stel op het tabblad [51] de optie
[Wi-Fi/NFC] in op [Inschakelen] en
selecteer vervolgens [Wi-Fi-functie].
Selecteer [q].
2
Selecteer [q] (Verbinden met
smartphone) en druk op <0>.
Breng een verbinding tot stand.
3
Selecteer [Verbinden] en druk op <0>.
Selecteer [OK] in het dialoogvenster.
Wanneer er instellingen voor
meerdere verbindingsdoelen zijn
vastgelegd, selecteert u [Kies
instell.], het verbindingsdoel en
brengt u de verbinding tot stand.
Activeer de Wi-Fi-functie van de
4
smartphone.
Als de bestemmingsinstelling is
gewijzigd, maakt u verbinding met
hetzelfde access point als de camera.
Start Camera Connect op de
5
smartphone.
Er wordt verbinding tot stand
gebracht.