Gebruikershandleiding
12.4 Starten van een injectie
OPMERKING:
Het wordt aangeraden dat de apparaatbediener bij de patiënt blijft bij het begin van de injectie.
1.
Druk op Start/uitstellen op het injectorhoofd, houder of handschakelaar.
OPMERKING:
Zie
"Hoofdstuk 7 - Systeemlampjes en indicatoren"
systeemlampjes functioneren tijdens het inschakelen, injecteren en/of tijdens een uitstel.
OPMERKING:
Als het protocol een uitstelfase bevat, uitstelt het systeem de injectie totdat de apparaatbediener
drukt op Start/uitstellen op het injectorhoofd, houder, of met de handschakelaar om het
protocol te hervatten.
12.5 Uitstellen door apparaatbediener
Als de apparaatbediener op Start/Uitstellen drukt tijdens een injectiefase, stopt het systeem de injectie totdat de
apparaatbediener op Start/Uitstellen drukt op het injectorhoofd, houder of met de handschakelaar om het protocol te
hervatten.
OPMERKING:
Indien een apparaatbediener een uitstelling instelt, wordt de Herinnering verstreken tijd stil gezet.
De Herinnering verstreken tijd begint wanneer de apparaatbediener het protocol weer start.
12.6 Afbreken van een injectie
Op elk moment, drukt u op de Afbreken knop op de houder of injectorhoofd op de injectie af te breken. Een injectie kan ook
afgebroken worden als het injectorhoofd tijdens een injectie rechtop wordt gezet.
12.7 Injectievoortgang bekijken
Tijdens een injectie geeft het systeem het volgende weer:
Figuur 12 - 5: Injectie bekijken
voor een beschrijving van hoe de
12 - 53