Gebruikershandleiding
2.
Draai het injectorhoofdkolom zodat het injectorhoofd boven de basis zit zoals aangegeven in figuur 4 - 3.
3.
Draai zodra het injectorhoofd op zijn plaats zit de knop naar rechts om de kolom te vergrendelen om te voorkomen
dat het injectorhoofd om de kolom gaat draaien.
4.
Blokkeer de wielen aan de onderkant van het apparaat om onbedoelde bewegingen te voorkomen.
Vergrendelsymbool: Geeft aan in welke richting de knop gedraaid moet worden om hem te vast of los te
draaien. Door het vastdraaien van de kolom, wordt voorkomen dat het injectorhoofd om de kolom gaat
draaien.
4.3 Basis vochttoediening
Het systeem is een programmeerbare stroominjector waarmee een apparaatbediener een vastgestelde
vochttoedieningsprotocol kan genereren en vloeistof kan injecteren.
4.3.1 Protocol
Een protocol definieert hoe de injectievloeistof zal lopen en bestaat uit drie elementen: fasen, een druklimiet en optioneel
herinneringen.
4.3.1.1 Fase
Fasen zijn stappen die de werkelijke verplaatsing van de vloeistof bepalen, pauzeren en/of vasthouden.
Er zijn drie soorten fasen:
Vochttoedieningsfase: Definieert de doorstroomsnelheid, het volume en de duur van een te injecteren vloeistof.
Pauzefase: Definieert een bepaalde hoeveelheid tijd dat de die vloeistofinjectie gepauzeerd zal worden. De
volgende fase zal uitgevoerd zodra de ingestelde tijd is verstreken.
Uitstelfase: Stopt de vloeistoftoediening. De apparaatbediener moet op de knop "Start" drukken op de houder,
injectorhoofd of handschakelaar.
Figuur 4 - 3: Het verplaatsen van het systeem
4 - 11
Verplaats het apparaat
door de hendel of het
voetstuk vast te houden
onder het punt
aangegeven door het
label op het voetstuk.