Gebruikershandleiding
Het systeem blijft ingeschakeld totdat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan,
Een apparaatbediener selecteert Uitschakelen op het scherm.
Een apparaatbediener drukt op de Afbreken knop op het injectorhoofd
of de houder.
Een apparaatbediener activeert een van de besturingen van het
injectorhoofd anders dan Start/uitstellen of KVO.
Het injectorhoofd is rechtop gezet.
Een injectie is voltooid.
OPMERKING:
Wanneer ingeschakeld, licht het injectorhoofd Inschakelen knop op, het Injectorstatuslampje van
het injectorhoofd gaat knipperen en op het scherm verschijnt een Uitschakelen icoon.
12.2.2 Inschakeling vanuit de scanruimte
1.
Druk op de Ik heb op lucht gecontroleerd-bevestigingsknop op het injectorhoofd om te erkennen dat de
apparaatbediener heeft bevestigd dat er geen lucht zit in de spuit en slangen.
OPMERKING:
Als de laatste zuigerbeweging een terugtrekkende beweging was of als een injectiespuit vereist
door het protocol niet aanwezig is, zal het systeem niet ingeschakeld kunnen worden en zal
dit aan de apparaatbediener medegedeeld worden. Het Attentielampje knippert oranje en de
volumelampjes geven "--" aan.
OPMERKING:
Op het scherm gaat de Ik heb op lucht gecontroleerd-icoon branden en op het injectorhoofd gaat
de Ik heb op lucht gecontroleerd-bevestigingsknop branden.
2.
Richt het injectorhoofd naar beneden.
3.
Start KVO (optioneel).
4.
Druk op de Inschakelen knop op het injectorhoofd.
a.
Indien een protocol niet is vergrendeld, gaat het Vergrendel-icoon knipperen en wordt het systeem niet
ingeschakeld.
b. Als de Ik heb op lucht gecontroleerd nog niet is bevestigd, knippert de Ik heb op lucht gecontroleerd-
bevestigingsknop.
c.
Als er onvoldoende volume is, gaat het attentielampje oranje knipperen en laten de volumelampjes "--" zien.
i.
Druk op de Inschakelen knop op het injectorhoofd om het door systeem aangepaste protocol weer te
geven op het scherm te aanvaarden of
ii.
Wacht tot het volumelampje stopt met knipperen en vul de vloeistof in de injectiespuit bij en wijzig op deze
manier het protocol.
Het systeem blijft ingeschakeld totdat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan,
Een apparaatbediener selecteert Uitschakelen op het scherm.
Een apparaatbediener drukt op de Afbreken knop op het injectorhoofd of de houder.
Een apparaatbediener activeert een van de besturingen van het injectorhoofd anders dan Start / uitstellen of KVO.
het injectorhoofd is rechtop gezet.
Een injectie is voltooid.
OPMERKING:
Het icoon verandert in Uitschakelen, de knop injectorhoofd Inschakelen gaat branden en de
Injectorstatuslampjes knipperen.
12 - 51