Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

View Trace Gebruiken Met De C-Boog - Philips Zenition 50 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Bediening
Houd de knop Next (Volgende) ingedrukt om beschikbare beelden van de run met een snelheid van
2 per seconde toe te voegen.
Het traceren stopt automatisch als het einde van de run wordt bereikt voordat er op de knop Stop
(Stoppen) wordt geklikt.
4
Klik op Save (Opslaan) in het View Trace (Tracering weergeven)-bedieningspaneel om het
traceringsbeeld op te slaan.
Het traceerbeeld wordt opgeslagen in een nieuwe run.
De View Trace-indicator en het nieuwe runnummer worden weergegeven.
Het View Trace (Tracering weergeven)-bedieningspaneel wordt gesloten en de knop View Trace
(Tracering weergeven) in het beeldverwerkingspaneel wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
5.20.10

View Trace gebruiken met de C-boog

View Trace gebruikt verworven beelden om een vaatstructuur als achtergrond in het display weer te
geven.
U kunt de functie View Trace (Traceringsweergave) bedienen vanaf het mobiele weergavestation en
vanaf de C-boog.
OPMERKING
1
Tik op Run cycle (Runcyclus) als de runcyclus niet is geactiveerd.
2
Selecteer de te traceren run.
Gebruik Previous run (Vorige run) en Next run (Volgende run) om door de runs te navigeren.
3
Tik op View Trace (Tracering weergeven).
Het traceren begint bij het eerste beeld van de run. Het systeem traceert beelden met dezelfde
snelheid als de acquisitiesnelheid.
4
Tik op Stop Tracing (Traceren stoppen) om het traceren te stoppen voordat het einde van de run is
bereikt.
Het traceerresultaat tot nu toe wordt weergegeven. Dit resultaat is nog niet opgeslagen.
Het traceren stopt automatisch als het einde van de run wordt bereikt voordat er op de knop Stop
Tracing (Traceren stoppen) wordt getikt.
Als nogmaals op View Trace (Tracering weergeven) wordt getikt, wordt het traceren geannuleerd
en wordt er geen resultaat opgeslagen.
5
Tik op Next image (Volgend beeld) om het volgende beeld toe te voegen.
OPMERKING
6
Tik op Save Trace Result (Traceringsresultaat opslaan) om het traceringsbeeld op te slaan.
Zenition 50 Uitgave 1.1 Gebruiksaanwijzing
Wanneer een subtractierun wordt getraceerd, worden het maskerbeeld en
traceerbeeld opgeslagen in een nieuwe run.
Minimale opaciteit wordt gebruikt als de getraceerde run wordt gemaakt met behulp
van het jodiumhoudende contrastmiddel. Maximale opaciteit wordt gebruikt als
CO2-contrastmiddel is geselecteerd.
Het aanraken en ingedrukt houden van Next image (Volgend beeld) voegt
beschikbare beelden van de run toe met een snelheid van 2 beelden per seconde.
164
Beeldverwerking
Philips 3000 063 93991

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave