Bediening
5.17.6
Collimator- en shutteraanpassingen in laatste beeld vasthouden
De collimator- en shutterposities worden aangegeven in het beeld. Wanneer de positie wordt
aangepast, wordt de nieuwe positie gebruikt voor daaropvolgende beelden.
Indien dit zodanig is geconfigureerd tijdens de installatie, worden de nieuwe posities van de collimator
en shutters weergegeven op de onderzoeksmonitor op het mobiele weergavestation wanneer u de
positie van de collimator of de shutters wijzigt in laatste beeld vasthouden met de knoppen van de C-
boog.
Figuur 70 Collimator- en shutterknoppen op het touchscreen van de C-boog
Legenda
1
2
OPMERKING
1
Pas de shutterposities handmatig aan door de shutterregelaars op het touchscreen van de C-boog
te verslepen tot de shutter in de gewenste positie en onder de gewenste hoek staat.
De shutter draait automatisch rond het middelpunt van het beeldgebied als de regelaar wordt
versleept.
2
Pas de collimatorpositie handmatig aan door de collimatorregelaar naar het midden van het beeld
toe of van het midden van het beeld weg te slepen.
3
Reset de shutter- en collimatorposities door op de knop Reset Shutters and Collimator (Diafragma
en collimator resetten) op het touchscreen van de C-boog te tikken.
De shutters en de collimator worden weer ingesteld op de volledig geopende stand.
Zenition 50 Uitgave 1.1 Gebruiksaanwijzing
Shutterregelaar
Collimatorregelaar
Wanneer er een nieuw onderzoek van een patiënt wordt geselecteerd, worden de
collimator- en shutterposities teruggezet op de standaardinstelling.
128
Essentiële beeldfuncties
Philips 3000 063 93991