7. Nadat u de bevestigingspennen visueel hebt gecon-
troleerd, laat u het werktuig neer terwijl u de voorkant
naar de grond kantelt. Oefen een neerwaartse druk uit
om te controleren of het werktuig goed is bevestigd.
Mechanische koppeling
1. Zet de machine op zijn plaats, waarbij de voorkant
van de koppeling is uitgelijnd met de haken van het
werktuig. Plaats de voorkant van de koppeling bij het
werktuig.
2. Kantel de koppeling terug met het werktuig, om de
pengaten in het werktuig uit te lijnen met de openingen
van de bevestigingspennen van de koppeling.
3. Zet de rijrichting van de joystick in de stand NEU-
TRAAL en schakel de motor uit.
Steek de bevestigingspen (1) in de uitgelijnde ope-
ning van de koppeling en gebruik de schroeven (2),
de moeren (3) en de vulplaatjes (4) om hem op zijn
plaats vast te zetten.
Controleer of de bevestigingspen (1) stevig is vergren-
deld.
4. Start de motor en laat het werktuig neer terwijl u de
voorkant naar de grond kantelt.
waartse druk uit om te controleren of het werktuig
goed is bevestigd.
6 - BEDIENING VOOR WERKZAAMHEDEN
Oefen een neer-
6-9
7
LEIL14CWL0050AA
8
LEIL15CWL0136AB
9
LEIL14CWL0047AB
10
LEIL14CWL0418AA