Koude start
WAARSCHUWING
Explosiegevaar!
Gebruik GEEN startvloeistof op etherbasis.. Dit kan leiden tot ernstige motorschade, explosie, ernstig
of dodelijk letsel.
Als u zich hier niet aan houdt, kan dit leiden tot ernstig of dodelijk letsel.
Deze machine is voorzien van gloeibougie voor de motor.
Voor een koude start in koude klimaten of wanneer de
motor niet is opgewarmd:
1. Draai de startsleutel in de ingeschakelde stand.
2. Wacht tot het indicatielampje (1) van de gloeibougie
uit gaat (nadat de voorverwarmingsfase van de motor
is afgelopen).
3. Zodra het indicatielampje van de gloeibougie uit gaat,
draait u de startsleutel in de startstand. Bedien de
startmotor tot de motor start
Dit maakt soepel draaien mogelijk tijdens het opwarmen
bij koude weersomstandigheden. Neem contact op met
uw dealer voor aanvullende starthulpmiddelen bij koud
weer.
OPMERKING: het indicatielampje (1) kan tijdens het tor-
nen en vlak na het starten van de motor weer gaan bran-
den voor naverwarming.
OPMERKING: tijdens een koude start bij -23 °C (-9 °F)
met 80% van de acculading, moet de spanning naar de
voeding van de motorregeleenheid ten minste 7.5 V zijn.
Als de spanning onder deze grenswaarde ligt, wordt de
regeleenheid gereset en start de motor niet.
Opwarmen van de machine
Houd u tijdens deze periode aan het volgende:
• Laat de motor na het starten onbelast draaien met een
ongeveer half geopende gasregeling ( 1100 RPM to
1300 RPM) gedurende minimaal vier minuten. Dit helpt
de motor bij het stabiliseren.
• Nadat de motor is opgewarmd, zet u de hefarm in de
zweefstand en de graafbak in de teruggekantelde stand
om de motor te belasten en de hydraulische olie op
temperatuur te brengen. Houd de bedieningselemen-
ten ongeveer twee minuten in deze stand. Houd de
rem ingetrapt en bedien de hefarm en de bak. Herhaal
de verwarmingsprocedure met de vlottende stand en
teruggekantelde stand nog eens circa twee minuten.
Breng de hefarm ver genoeg omhoog om de machine
helemaal naar links en rechts te kunnen sturen, om de
olie in de stuurcilinders op te warmen. In extreme kou
kunt u de vlottende stand en teruggekantelde stand lan-
ger ingeschakeld laten, met een maximum van vijf mi-
nuten.
• Zelfs indien de juiste olie is aangebracht in het hydrau-
lisch/remsysteem, kan er bij de eerste paar keer intrap-
pen van de rempedalen, sprake zijn van enige vertra-
ging voordat de remmen echt werken. De bestuurder
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
moet het rempedaal minimaal 8 tot 10 keer intrappen
voordat met de machine wordt gereden, om de rem-
men op de bedrijfstemperatuur te brengen. Het intrap-
pen en loslaten van de remmen moet gebeuren in een
cyclus van 3 seconden volledig intrappen en 3 secon-
den loslaten, om de stroming van de remolie op gang
te brengen.
• Bij extreem koude weersomstandigheden kan de rem
langzaam reageren. Voor constante zware toepassin-
gen moet de juiste olie worden aangebracht in het hy-
draulisch/remsysteem. Neem contact op met uw dealer
voor de juiste olie.
• Wanneer de machine juist op temperatuur is gebracht,
houdt u het rempedaal ingetrapt, zet u de transmissie in
de stand voor vooruit rijden, schakelt u de parkeerrem
uit en laat u het rempedaal los. Werk met de machine
in een schone en veilige omgeving. Controleer of alle
functies van de machine naar behoren werken.
LET OP: Rijd pas met de machine op de openbare weg
zodra de transmissieolie en de asolie de juiste tempera-
tuur hebben bereikt. Werk met de machine in een veilige
omgeving en bij lage snelheid, voordat u zich op de open-
bare weg begeeft.
4-5
W0148A
1
LEIL14CWL0474AA