Met de knop voor de zweefstand (2) kan de bestuurder de
zweeffunctie inschakelen.
OPMERKING: zie "Laderfuncties" – hoofdstuk 4 voor
meer informatie over de zweeffunctie.
Richtingsschakelaar
Met de richtingschakelaar kan de rijrichting van de ma-
chine worden geselecteerd: VOORUIT, NEUTRAAL en
ACHTERUIT.
Knop differentieelslot
Met de knop (3) kan de bestuurder het differentieel van de
assen vergrendelen, om wielslip te voorkomen. Voor het
activeren van het differentieelslot, de volgende procedure
volgen:
• Voordat u het differentieelslot inschakelt, dient u na te
gaan of geen de wielen draait. Schakel het differenti-
eelslot in alleen bij 0 km/h.
• Om het differentieelslot in te schakelen, houdt u de
knop van het differentieelslot (3) ingedrukt.
• Om het differentieelslot uit te schakelen, laat u op de
knop van het differentieelslot (3) los.
Schakel het differentieelslot uit als gestuurd moet worden.
Deze bediening is daarom nuttig om een mogelijke slip
van de wielen te stoppen.
Dit slot blijft ingeschakeld tot de regeling voor ontgrende-
ling is geactiveerd.
LET OP: gebruik het differentieelslot nooit bij snelheden
hoger dan 5 km/h (3.1 mph) of wanneer u een bocht
neemt met de machine.
OPMERKING: zie "Differentieelslot" – hoofdstuk 4 voor
meer informatie over het differentieelslot.
3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-18
4
LEIL14CWL0084AA
5
LEIL14CWL0085AB
6
LEIL13CWL0008AB