De machine verplaatsen
Ride Control (optie)
Om ride control in te schakelen, drukt u op de bovenkant
van de schakelaar voor ride control (1), deze bevindt zich
op de rechterconsole.
Om ride control uit te schakelen, drukt u op de onderkant
van de schakelaar (1).
Wanneer ride control actief is, brandt het groene indica-
tielampje (2) op het instrumentenpaneel wanneer de ma-
chine sneller rijdt dan 4 km/h (2.5 mph), om aan te geven
dat ride control actief is.
Bij lagere snelheden voor laden en lossen wordt ride con-
trol automatisch uitgeschakeld en het indicatielampje (2)
knippert dan continu.
Ride control kan altijd ingeschakeld blijven, tijdens het la-
den en tijdens het rijden op de openbare weg.
OPMERKING: Ride control moet zijn uitgeschakeld
wanneer de graafbak wordt gebruikt voor fijnnivellering
of wanneer nauwkeurige positionering vereist is van een
last die aan de graafbak of een ander voorzetstuk is
gehangen.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
Ride control (schommeldemping) is een optionele functie die het rijcomfort van de
compacte wiellader vergroot op alle terreintypes, met lege of geladen graafbak. Er kunnen
tijdens bedrijf hogere snelheden worden gehaald, wat leidt tot een hogere productiviteit
en meer comfort voor de bestuurder. Daarnaast beperkt het systeem stootbelastingen
op de compacte wiellader, wat zorgt voor minder doorbuiging van de banden, minder
constructiemoeheid en minder trillingen, waardoor onderdelen langer meegaan en
kosten worden bespaard. Ride control beperkt de beweging om de lengteas (voor
en achter) tijdens het rijden, waardoor hogere snelheden mogelijk zijn bij laad- en
transporttoepassingen.
4-8
1
LEIL15CWL0068AB
2
LEIL14CWL0112AA