verschijnen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
Als de resterende afstand tot aan de
volgende onderhoudsbeurt minder
dan 3000 km of twee maanden is,
verschijnt ONDERHOUD OVER op
het Driver Information Center.
Bij het bereiken van een tellerstand
van 0 km of wanneer periodiek onder‐
houd vereist is, lichten de controle‐
lampen o en A op in de instrumen‐
tengroep en verschijnt VERVANG
ZSM DE MOTOROLIE in het Driver
Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt moet het
service-display worden gereset:
selecteer indien beschikbaar de
afstand vóór het service-display op
het Driver Information Center en houd
de knop op het uiteinde van de ruiten‐
wisserhendel gedurende ongeveer
Instrumenten en bedieningsorganen
tien seconden ingedrukt totdat de
afstand vóór de onderhoudsbeurt
ononderbroken verschijnt.
Boordcomputer 3 106.
Driver Information Center 3 104.
Service-informatie 3 226.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling van de geautomatiseerde
versnellingsbak verschijnt op het
transmissiedisplay.
R : achteruitversnelling
N : neutrale stand
A : automatische modus
kg : beladingsmodus
V : wintermodus
T : rem intrappen
W : versnellingsbakelektronica
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 154.
Controlelampen
De beschreven controlelampen zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐
mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampen verschillen. Bij het
inschakelen van het contact lichten
de meeste controlelampen korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampen:
rood
: gevaar, belangrijke herinne‐
ring
geel
: waarschuwing, aanwijzing,
storing
groen : inschakelbevestiging
blauw : inschakelbevestiging
wit
: inschakelbevestiging
95