150
Rijden en bediening
Waarschuwingsstadia: peilwaar‐
schuwingen, motor levert minder
vermogen
1. Bereik A. Geen controlelamp:
Doorrijden is zonder enige beper‐
kingen mogelijk.
2. Bereikt B. Controlelamp Y licht
op:
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
3. Bereik C. Controlelamp Y knip‐
pert elke keer bij inschakelen van
het contact gedurende enkele
seconden en brandt dan continu:
Tank zo spoedig mogelijk AdBlue
bij.
4. Bereik D. Controlelamp Y knip‐
pert elke keer bij inschakelen van
het contact gedurende enkele
seconden, brandt dan continu en
er klinkt een geluidssignaal:
Motor levert minder vermogen.
Zo spoedig mogelijk tank hele‐
maal voltanken of ten minste
tien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.
5. Bereik E. Tank is leeg en Y knip‐
pert begeleid door geluidssigna‐
len:
De rijsnelheid wordt beperkt tot
20 km/u na het uit- en weer
inschakelen van de motor.
Zo spoedig mogelijk tank hele‐
maal voltanken of ten minste
tien liter AdBlue (afhankelijk van
het AdBlue-verbruik) bijtanken.
Waarschuwingen m.b.t. hoge
uitstoot
Als de uitstoot tot boven een
bepaalde waarde stijgt, licht controle‐
lamp Õ samen met A 3 99 op. Roep
zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats in.
Als de storing niet binnen een
bepaalde afstand wordt verholpen,
knipperen Õ en A gedurende
enkele seconden en branden dan
continu. Motor levert minder vermo‐
gen.
Als de storing kritiek is, knipperen Õ
en A continu en wordt de rijsnelheid
na de volgende keer starten van de
motor beperkt tot ongeveer 20 km/u.
Let op
Deze beperkingen zijn wettelijk vast‐
gelegd.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen.
Waarschuwingsstadia: waarschuwin‐
gen m.b.t. hoge uitstoot
1. Y en A lichten op:
Storing in het systeem.