210
Verzorging van de auto
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de aangedreven as.
Bij modellen met dubbele banden
achter zijn sneeuwkettingen alleen op
de buitenste banden toegestaan.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die
(inclusief kettingslot) maximaal
15 mm buiten het loopvlak en de
binnenkant van de band uitsteken.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Wieldoppen op stalen velgen kunnen
tegen delen van de sneeuwketting
aankomen. In dit geval wieldoppen
verwijderen.
Sneeuwkettingen mogen alleen
worden gebruikt bij snelheden tot
50 km/u en mogen bij het rijden over
sneeuwvrije wegen slechts korte tijd
worden gebruikt, omdat ze op een
harde ondergrond snel slijten en
kunnen knappen.
Sneeuwkettingen mogen niet worden
gebruikt op het compacte reservewiel
of op wielen met een andere maat
dan die welke af fabriek zijn aange‐
bracht.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
vier mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij een lekke band:
Trek de handrem aan en schakel
neutraal (handgeschakelde versnel‐
lingsbak) of N (geautomatiseerde
versnellingsbak) in.
De bandenreparatieset zit onder de
voorstoel. Stoel geheel naar voren
schuiven en de rugleuning neerklap‐
pen om de set te pakken.
1. Haal de bandenreparatieset
onder de voorstoel uit.
2. Verwijder de compressor.