De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten:
1. Motor van de auto starten waar‐
mee starthulp wordt verleend.
2. Na vijf minuten de andere motor
starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten
kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv.
koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het
verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Trekken
Auto slepen
Het sleepoog en de wielsleutel zijn
opgeborgen bij het boordgereed‐
schap 3 203.
Afdekking met geschikt gereedschap
losmaken en verwijderen.
Sleepoog rechtsom in het voorste
sleeppunt schroeven en het met de
wielsleutel geheel vastdraaien.
Sleepkabel – beter is een sleep‐
stang – aan het sleepoog bevestigen,
nooit aan de bumper of voorwielop‐
hanging.
Verzorging van de auto
Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de
achterkant. Het sleepoog vooraan
mag alleen worden gebruikt om te
slepen. Het is niet geschikt om een
voertuig te bergen.
Contact inschakelen zodat de
remlichten, claxon en voorruitwissers
kunnen werken en het stuurwiel een
klein beetje draaien om het stuurslot
te ontgrendelen.
Schakel het luchtveringssysteem uit
3 143.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De handrem loszetten.
221