Bediening
Wanneer overgang tussen de
beademingsvormen
De voor de nieuwe bedieningsmodus
geselecteerde ventilatorinstellingen worden
automatisch afgeleid van de instellingen en
waarden van de laatst bevestigde, automatische
beademingsmodus. De instellingen, die in de
nieuwe modus veranderen, worden gemarkeerd
(zie afbeelding).
De instellingen voor Freq,T
:T
, en PEEP worden,
I
E
voor zover van toepassing, rechtstreeks
overgenomen uit de instellingen van de vorige
modus.
Bij overschakeling van de modus Volume Control
naar de modus Pressure Control wordt P
INSP
ingesteld op de plateaudruk die is ontwikkeld in de
modus Volume Control.
Bij overschakeling van de modus Volume Control of
Pressure Support naar de modus Pressure Control
is de voorgeslagen waarde voor Insp Flow de
laatst gebruikte waarde of de standaardwaarde.
Bij overschakeling van de modus Pressure Control
naar de modus Volume Control wordt V
ingesteld,
T
door de laatste waarde van het minuutvolume te
delen door de ademfrequentie.
Bij overschakeling van de modus Pressure Control
naar de modus Volume Control, is de voorgestelde
waarde voor T
:T
de laatst gebruikte waarde of de
IP
I
standaardwaarde.
Bij overschakeling van de modus Pressure Control
naar de modus Volume Control wordt P
MAX
10 cmH
O (hPa) hoger ingesteld dan de
2
plateaudruk die is ontwikkeld in de modus Pressure
Control.
Bij overschakeling van de modus Volume Control of
Pressure Control naar de modus Pressure Support
is de voorgeslagen waarde voor Insp Flow de
laatst gebruikte waarde of de standaardwaarde.
108
Gebruiksaanwijzing Fabius MRI SW 3.n