Bediening
Beademing met Pressure Support
Beademing met Pressure Support is bedoeld om
de inspanning van het ademhalen te verminderen
en mag uitsluitend worden gebruikt wanneer een
patiënt spontaan ademhaalt. Patiënten die geen
pogingen doen om zelf te gaan ademen, komen
niet in aanmerking voor Beademing met Pressure
Support.
De Beademing met Pressure Support wordt
aangeschakeld, wanneer de patiënt pogingen doet
om zelf te ademen. De meeste anesthetica
dempen echter de ademhalingsrespons van de
patiënt op kooldioxide en hypoxemie. Daarom is
het mogelijk dat een door de patiënt gestarte
beademingsmodus onvoldoende beademing
oplevert. Bovendien wordt de respons van de
patiënt verstoord door het gebruik van
spierverslappende middelen.
Apnoebeademing is een voorziening binnen de
Beademing met Pressure Support. U kunt de
apnoebeademing activeren door de instelling
Freq Min op een willekeurige waarde in te stellen,
behalve op UIT. Als de gedetecteerde spontane
ademfrequentie van de patiënt onder de ingestelde
waarde komt, voert de ventilator automatisch een
drukondersteunende beademing uit.
Apnoebeademing is bedoeld om te voorzien in een
bepaalde mate van gasuitwisseling wanneer de
ademhalingsfrequentie van de patiënt onder de
gewenste minimuminstelling zakt.
Apnoebeademing is niet bedoeld als primaire
beademingsmodus.
Als er apnoebeademing wordt toegepast, gebruikt
de Fabius MRI de Pressure Support-instellingen
voor ΔP
, Freq Min, Insp Flow, en PEEP.
PS
Indien apnoebeademing voor twee opeenvolgende
beademingen zorgt, verschijnt het
waarschuwingsbericht »APNOE-VENTILATIE!!«
op het alarmvenster. Dit bericht wordt gewist zodra
een spontane ademhaling wordt gedetecteerd.
102
Gebruiksaanwijzing Fabius MRI SW 3.n