BASISPROCEDURES
schud het voertuig naar voor en
naar achter.
OPMERKING: Naarmate de rem-
blokken verder afslijten, moet de
parkeerrem eventueel verder wor-
den ingeduwd om de rem in te
schakelen.
WAARSCHUWING
Schakel de parkeerrem steeds
volledig in. Het voertuig kan
gaan rollen als de parkeerrem
niet helemaal is ingeschakeld
en de versnelling in neutraal
staat.
Model SE5
1. Schakel naar neutraal.
2. Zet de motorstopschakelaar op
UIT.
3. Schakel de parkeerrem in. Het
remlichtje gaat knipperen.
4. De sleutel naar UIT draaien.
OPMERKING: Als de parkeerrem
niet is ingeschakeld met de contact-
sleutel op UIT, knippert het parkeer-
remlichtje en gaat een pieptoon af.
5. Zorg dat de parkeerrem is uitge-
schakeld voordat u afstapt.
Schud het voertuig naar voor en
naar achter.
WAARSCHUWING
Schakel de parkeerrem steeds
volledig in. Het voertuig kan,
ongeacht in welke versnelling
het is geschakeld, gaan rollen
als de parkeerrem niet volledig
is ingeschakeld. De centrifugale
koppeling is steeds ontkoppeld
als het voertuig stilstaat zodat
de transmissie het voertuig niet
op zijn plaats zal houden.
48
Alle modellen
Dit voertuig is uitgerust met een
elektronische gasregeling of ETC
(Electronic Throttle Control).
Telkens wanneer de contactschake-
laar UIT wordt geschakeld, blijft de
ETC-motor gedurende 40 minuten
geactiveerd.
Tijdens deze periode zal de ETC-
motor een geluid met een hoge
frequentie uitzenden dat hoorbaar
is in een stille omgeving.
Dit is een normale eigenschap van
het voertuig.
Het voertuig duwen
LET OP Vermijd het voertuig
op een helling naar boven te du-
wen. Als u het voertuig toch een
helling op moet duwen, zorg er dan
zeker voor dat u bij het rempedaal
kunt ingeval het voertuig achteruit
dreigt te rollen.
Het voertuig over een korte afstand
voortbewegen zonder de motor in
te schakelen:
1. Zit op het voertuig en houd het
rempedaal ingeduwd.
2. Schakel naar NEUTRAAL
(model SM5).
3. Schakel de parkeerrem uit.
4. Stap langs de rechterkant van
het voertuig af en houd uw voet
op het rempedaal.
5. Duw het voertuig voort, rem
waar nodig.
LET OP Duw alleen langs de
rechterkant, zodat u aan het rempe-
daal raakt. Blijf uit de buurt van de
hete uitlaatpijp.
Als u het voertuig achteruit trekt,
let dan op dat het voorwiel niet
over uw voeten rolt.
6. Stap terug op en parkeer het
voertuig als boven aangegeven.