De begeleidingsdraad leggen en aansluiten
1.
Til de klep op het laadstation op.
2.
Schuif het uiteinde van de begeleidingsdraad in de
opening rechtsonder op het laadstation en leidt dit door
de bovenste opening weer naar buiten.
3.
Bevestig een aansluitklem op de begeleidingsdraad,
op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad in 3.5
De begrenzingsdraad aansluiten op pagina 31. Sluit
deze aan op de aansluitpen, gemarkeerd met Guide,
op het laadstation.
4.
Leid de begeleidingsdraad recht onder de plaat van het
laadstation door en vervolgens minstens 2 meter in een
rechte lijn vanaf de voorste rand van de plaat.
Als de begeleidingsdraad in een doorgang moet worden
gelegd:
- De robotmaaier volgt de begeleidingsdraad aan
dezelfde kant van de draad naar en van het laadstation.
Dit betekent dat de begeleidingsdraad zich rechts
van de maaier bevindt wanneer de maaier naar het
laadstation toe gaat, terwijl deze zich links van de
maaier bevindt wanneer de maaier van het laadstation
weggaat.
- In de doorgang moet de begeleidingsdraad daarom
zodanig worden geplaatst dat de maaier zo veel
mogelijk ruimte heeft om te werken. De afstand tussen
de begrenzingslus en de begeleidingsdraad moet echter
minimaal 30 cm bedragen.
Nederlands - 36
INSTALLATIE
3018-131
3018-132
Maximale afstand
Min. 30 cm/12"
Min. 2 m/7 ft
3012-834