INHOUDSOPGAVE 1 Introductie en veiligheid 9 Problemen oplossen 1.1 Inleiding 9.1 Meldingen 1.2 Symbolen op de robotmaaier 9.2 Indicatielampje in het laadstation 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding 9.3 Symptomen 1.4 Veiligheidsinstructies 9.4 Breuken in de lusdraad opsporen 2 Presentatie 10 Technische gegevens 2.1 Wat is wat? 11 Garantiebepalingen 2.2 Werking...
Zorg dat u het serienummer van de maaier altijd bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met uw dealer of GARDENA Central Service. Zo kunnen wij u sneller helpen.
1 Introductie en veiligheid 1.1 Inleiding Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw GARDENA robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke informatie over de robotmaaier, de installatie en het gebruik van het product.
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.2 Symbolen op de robotmaaier Deze symbolen staan op de maaier. Bestudeer ze zorgvuldig. • Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door en gebruik de robotmaaier niet voordat u de instructies hebt begrepen. De waarschuwingen en veiligheidsvoorschrif- 1001-002, 1001-003 ten in deze gebruikershandleiding moeten zorgvuldig worden opgevolgd om de maaier veilig en effi...
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID 1.3 Symbolen in de gebruikershandleiding De volgende symbolen worden in de gebruikershandleiding gebruikt. Bestudeer ze zorgvuldig. • Zet de hoofdschakelaar op 0 voordat u inspecties en/of onderhoud uitvoert. 3018-115 • Draag altijd handschoenen wanneer u aan het chassis van de maaier werkt.
Gebruik in dat geval de timerfunctie, zodat de robotmaaier en sproeier nooit tegelijkertijd werken. Zie 6.4 Timer op pagina 49. • GARDENA kan niet garanderen dat de robotmaaier volledig compatibel is met andere typen draadloze systemen, zoals afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen, verzonken elektrische afrasteringen voor dieren en dergelijke.
Pagina 8
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Verplaatsen Plaats de robotmaaier in de originele verpakking wanneer hij over lange afstanden moet worden vervoerd. Ga als volgt te werk om het product naar een andere locatie binnen of buiten het werkgebied te verplaatsen: Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen. Als de beveiliging is ingesteld op middelhoog of hoog niveau moet de PIN-code worden ingevoerd.
Pagina 9
INTRODUCTIE EN VEILIGHEID Onderhoud WAARSCHUWING Als de robotmaaier ondersteboven ligt, moet de hoofdschakelaar altijd in stand 0 staan. De hoofdschakelaar moet in stand 0 staan tijdens alle werkzaamheden aan het chassis van de robotmaaier, zoals het reinigen of vervangen van de messen.
Een installatie met een robotmaaier bevat vier hoofdonderdelen: • De R160, een robotmaaier die het gazon maait door in principe te bewegen in een willekeurig patroon. De maaier wordt gevoed door een onderhoudsvrije accu. 3018-101 •...
PRESENTATIE 2.1 Wat is wat? GARDENA Auto 3018-122 De nummers in de afbeelding geven het volgende aan: Laadstrip 15. Chassiskast met elektronica, accu en motoren Klep naar maaihoogteafstelling 16. Handvat Vergrendelknop om de klep te openen 17. Maaischijf Stopknop 18. Maaischijf 19.
PRESENTATIE 2.2 Werking Capaciteit De R160 robotmaaier is geschikt voor gazons tot 1.600 m². De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan maaien, is vooral afhankelijk van de staat van de messen, het soort gras, het groeitempo en de vochtigheid. Ook de vorm van de tuin speelt een rol.
Pagina 13
PRESENTATIE Werkmethode De robotmaaier maait het gazon automatisch. Hierbij wisselen maaien en laden elkaar continu af. Wanneer de batterijspanning te laag wordt, gaat de maaier op zoek naar het laadstation. De robotmaaier maait niet wanneer hij het laadstation zoekt. Als de robotmaaier op zoek gaat naar het laadstation, zoekt hij eerst ongericht naar de begeleidingsdraad.
PRESENTATIE De instellingen van de maaier kunnen via het bedienings- paneel boven op de robotmaaier worden aangepast. Open GARDENA de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken. Wanneer de hoofdschakelaar voor het eerst op stand 1 wordt...
Pagina 15
PRESENTATIE Zoekmethode 2: Begeleidingsdraad volgen De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt de robotmaaier de begeleidingsdraad naar het laadstation. De begeleidingsdraad is een extra kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad.
PRESENTATIE 2.3 Meerdere robotmaaiers in één tuin Als u meerdere robotmaaiers in hetzelfde deel van een tuin installeert, moet elke maaier een eigen PIN-code hebben. Voor elke maaier is een volledige installatie en een eigen laadstation nodig. De begrenzingsdraden voor de afzonderlijke installaties kunnen naast elkaar worden gelegd.
INSTALLATIE 3 Installatie Dit hoofdstuk beschrijft hoe u de GARDENA robotmaaier installeert. Lees voordat u met de installatie begint eerst het vorige hoofdstuk, 2 Presentatie. Lees ook het huidige hoofdstuk volledig door voordat u met de installatie begint. De wijze waarop de installatie is uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier functioneert.
INSTALLATIE • Gebruikershandleiding (27) • Robotmaaier • Laadstation (9) • Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad (20) • Transformator (19) • Laagspanningskabel (21) • Krammen (22) • Aansluitklemmen voor de lusdraad (23) • Schroeven voor het laadstation (24) • Meetlat (de meetlat wordt van de doos gescheurd) (25) • Koppelingen voor de lusdraad (26) Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:...
Pagina 19
INSTALLATIE Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er veel vrije ruimte vóór het laadstation is (minimaal 2 meter). Het laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het werkgebied kan bereiken.
INSTALLATIE Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het eiland worden aangesloten. Zie de afbeelding. Zie 3.4 De begrenzingsdraad installeren op pagina 25 voor informatie over eilanden.
Pagina 21
INSTALLATIE De transformator moet worden gemonteerd op een verticaal oppervlak, zoals een muur of een hek. Schroef de transformator in positie met behulp van de twee bevestigingsoogjes. Er worden geen schroeven meegeleverd. Kies schroeven die geschikt zijn voor het betreffende materiaal. Monteer de transformator nooit op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij onder water komt te staan (minimaal 30 cm vanaf de grond).
INSTALLATIE Het laadstation installeren en aansluiten Zet het laadstation op een geschikte plek. Sluit de laagspanningskabel aan op het laadstation. 3012-263 Sluit de laagspanningskabel aan op de transformator. Sluit de voedingskabel van de transformator aan op een 3012-262 stopcontact van 230 V. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp van de bijgeleverde schroeven.
INSTALLATIE 3.3 De accu laden Zodra het laadstation is aangesloten, kunt u de maaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1. Plaats de robotmaaier in het laadstation om de accu op te laden terwijl de begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden gelegd. Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 45 tot 60 minuten om hem volledig te laden.
INSTALLATIE 3.4 De begrenzingsdraad installeren De begrenzingsdraad kan op een van de volgende manieren worden geïnstalleerd: • De draad in de grond vastzetten met krammen. U kunt de begrenzingsdraad het beste met krammen vastzetten als u veranderingen wilt aanbrengen tijdens de eerste paar weken van het gebruik.
INSTALLATIE Grenzen van het werkgebied Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld een muur of hek moet de begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het obstakel worden gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer 20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal niet worden gemaaid.
INSTALLATIE Grenzen binnen het werkgebied Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals bloemperken, struiken en fonteinen. Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de begrenzingsdraad te worden geïsoleerd.
INSTALLATIE tijdens het maaien langere tijd blijft hangen in een dergelijke doorgang of zone. Het gazon zal er dan geplet uitzien. Hellingen De robotmaaier kan ook werken op hellende werkgebieden. De maximale hellingsgraad wordt uitgedrukt in procenten (%). De hellingsgraad in procenten wordt berekend als het hoogteverschil in centimeter per meter.
Pagina 28
INSTALLATIE De begrenzingsdraad leggen Als u van plan bent de begrenzingsdraad met krammen vast te zetten: • Maai het gras op de plek waar u de draad gaat leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of trimmer. In dat geval is het eenvoudiger om de draad dicht bij de grond te leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de maaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de draad beschadigt.
Pagina 29
INSTALLATIE De begrenzingsdraad richting het laadstation leggen De begrenzingsdraad kan op diverse manieren richting het laadstation worden gelegd. U kunt de begrenzingsdraad het beste volledig buiten het laadstation om leggen. Zie optie 1. Het is ook mogelijk om de draad onder de laadplaat van het laadstation te leggen, zoals bij optie 2 op de afbeelding.
INSTALLATIE 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten Om de begrenzingsdraad aan te sluiten op het laadstation: BELANGRIjKE INfORMATIE De begrenzingsdraad mag zichzelf niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van de draad aan op de pen rechts op het laadstation en het linkeruiteinde op de pen links.
Pagina 31
INSTALLATIE Steek de uiteinden van de draad in de aansluitklem: • Open de aansluitklem. • Plaats de draad in de uitsparing in de aansluitklem. 3012-284 Druk de aansluitklemmen samen met een tang. Druk totdat u een klik hoort. 3012-264 Knip overtollige begrenzingsdraad weg. Knip op 1 tot 2 cm boven de aansluitklemmen af.
INSTALLATIE 3.6 De begeleidingsdraad installeren De begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd, om vervolgens te worden aangesloten op de begeleidingsdraad. Voor de begrenzingslus en de begeleidingsdraad wordt dezelfde draadhaspel gebruikt.
Pagina 33
INSTALLATIE • De afstand naar een afgelegen gebied is groot of gecompliceerd • Het laadstation bevindt zich op een eiland Smalle doorgangen Als de afstand tot de begrenzingsdraden minder dan 3 meter bedraagt, moet een begeleidingsdraad door de doorgang heen worden gelegd. Dit is een betere optie dan toestaan dat de robotmaaier dicht langs de begrenzingslus loopt door een lage waarde in te stellen voor Max.
Pagina 34
INSTALLATIE Begrenzingslus loopt over een lange helling Wanneer de robotmaaier de begrenzingslus dwars over een helling (steiler dan 10%) volgt, moet de maaier de hellingsgraad compenseren. Daarom zal de maaier de begrenzingslus in een langzamer tempo volgen. Er bestaat een grotere kans dat de maaier weg zal glijden en daardoor buiten het werkgebied terecht zal komen.
INSTALLATIE De begeleidingsdraad leggen en aansluiten Til de klep op het laadstation op. Schuif het uiteinde van de begeleidingsdraad in de opening rechtsonder op het laadstation en leidt dit door de bovenste opening weer naar buiten. 3018-131 Bevestig een aansluitklem op de begeleidingsdraad, op dezelfde wijze als bij de begrenzingsdraad in 3.5 De begrenzingsdraad aansluiten op pagina 31.
Pagina 36
INSTALLATIE Als de begeleidingsdraad op een steile helling moet worden geïnstalleerd, moet de draad bij voorkeur onder een hoek op de helling worden gelegd. Dit maakt het voor de maaier eenvoudiger om de begeleidingsdraad op de helling te volgen. 3018-061 Leg de draad niet in scherpe bochten.
INSTALLATIE BELANGRIjKE INfORMATIE De begeleidingsdraad mag de begrenzings- draad niet kruisen, bijvoorbeeld een begren- zingsdraad die naar een eiland loopt. 3018-073 3.7 De lus controleren Controleer het lussignaal door te kijken naar het indicatielampje in het laadstation. • Constant licht = goede signalen. •...
INSTALLATIE 3.8 In gebruik nemen en aansluiten op het laadstation Voordat de maaier in gebruik wordt genomen, moet er via het menu van de maaier een opstartprocedure worden uitgevoerd. De maaier moet ook worden aangesloten op het laadstation. Open de klep van het bedieningspaneel door op de STOP-knop te drukken.
GEBRUIK 4 Gebruik 4.1 Een lege accu laden Wanneer de robotmaaier nieuw is of langere tijd is opgeslagen, is de accu leeg en moet die voor gebruik worden geladen. Het laden duurt ongeveer 50 tot 70 minuten. Parkeer de robotmaaier in het laadstation. Schuif de maaier zo ver mogelijk naar binnen om te zorgen voor een goed contact tussen de maaier en het laadstation.
GEBRUIK 4.2 De timer gebruiken Voor het beste maairesultaat mag u het gazon niet te vaak laten maaien. Gebruik de timerfunctie om een platgetrapt gazon te voorkomen en de maximale levensduur van de robotmaaier te waarborgen. Zie 6.4 Timer op pagina 49. Ga er bij het instellen van de timer van uit dat de maaier circa 65 m²...
GEBRUIK 4.6 De maaihoogte aanpassen De maaihoogte kan worden ingesteld van MIN (2 cm) tot MAX (6 cm). Om de maaihoogte aan te passen: Druk op de STOP-knop om de maaier te stoppen. Open de klep naar de maaihoogteafstelling door de vergrendeling omlaag te drukken en vervolgens de klep op te lichten.
3018-104 Het bedieningspaneel bestaat uit een display en een toetsenbord. Alle informatie wordt op het display weergegeven en alles wordt met de knoppen ingevoerd. GARDENA Auto 3018-121 Wanneer de STOP-knop is ingedrukt en de klep is geopend, worden het hoofdmenu, de cursor, de klok, de geselecteerde bedieningsmodus, het aantal maaiuren, de accustatus en de timerinstelling weergegeven.
BEDIENINGSPANEEL Het toetsenbord bestaat uit vier groepen knoppen: bedieningsselectieknop, meerkeuzeknoppen, cijfers en startknop. GARDENA Auto 3018-158 5.1 Snelkoppelingen Home: Stuurt de maaier naar het laadstation. Hij blijft hier totdat een andere bedieningsmodus wordt geselecteerd. De tekst Home wordt op het bedieningsvenster GARDENA weergegeven.
één robotmaaier in meerdere tuinen makkelijker te maken. Onder sommige knoppen zitten vooraf ingestelde instellingen. GARDENA • Instellingen wijzigen: Voer de gewenste instellingen uit. Sla de instellingen op door de geselecteerde knop 2...
BEDIENINGSPANEEL 5.5 Hoofdschakelaar Zet de hoofdschakelaar in stand 1 om de robotmaaier te starten. Zet de hoofdschakelaar in stand 0 als de maaier niet in gebruik is of als werkzaamheden worden uitgevoerd aan de maaischijf. Als de hoofdschakelaar in stand 0 staat, kunnen de motoren van de maaier niet starten.
Gebruik de pijlknoppen om door het hoofdmenu en de submenu’s te bladeren. Gebruik de cijferknoppen om GARDENA waarden en de tijd in te voeren en bevestig elke selectie met de knop YES. Druk op Cancel om een stap terug te gaan en druk op de knop Home om direct terug te keren naar het hoofdmenu.
MENUfUNCTIES 6.3 Commando’s Deze optie in het hoofdmenu geeft u toegang tot de volgende functies. Commando’s Laden dan AUTO • Laden dan AUTO (1-1) om de robotmaaier onmiddellijk naar het laadstation te laten rijden, de accu op te laden en vervolgens terug Timer Laatste fouten te keren naar de automatische bedieningsmodus.
MENUfUNCTIES 6.5 Tuin De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. • Uitrijhoek (3-1) om in te stellen hoe ver de robotmaaier achterwaarts uit het laadstation moet rijden voordat hij keert en in welke richting de maaier moet wegrijden van het laadstation. •...
Pagina 50
MENUfUNCTIES • Uitrij afstand (3-1-1) Specificeer het aantal centimeters dat de robotmaaier Uitrijhoeken Achteruitrijafstand achterwaarts uit het laadstation moet rijden voordat hij keert. De standaard uitrijafstand is 60 cm. Volg draad Begin hoek 1 • Begin hoek 1 (3-1-2) Geef in graden aan waar sector 1 moet starten. Installatievorm Einde hoek 1 •...
Pagina 51
MENUfUNCTIES Er kunnen maximaal drie afgelegen gebieden worden Volgt uitg. draad Gebied 1 ingesteld: Gebied 1 Volg draad in Gebied 2 Gebied 2 Gebied 3 Doorrijbreedte Gebied 3 Test volg draad IN Test volg draad UIT Voor elk gebied worden drie waarden ingesteld: • Richting Selecteer Rechts, Links of Begel.
Pagina 52
MENUfUNCTIES • Volg draad in (3-2-2) Deze functie dient om in te stellen hoe de robotmaaier Uitrijhoeken Volgt uitg. draad het laadstation moet zoeken. De robotmaaier begint bij het zoeken naar het Volg draad Volg draad in laadstation altijd met een onregelmatige zoekmethode. In bepaalde tuinen kan dit onvoldoende zijn om Installatievorm Doorrijbreedte...
Pagina 53
MENUfUNCTIES • Max. afst. tot draad (3-2-3) De instelling voor Max. afst. tot draad bepaalt hoe ver de robotmaaier verwijderd mag blijven van de begrenzingslus of de begeleidingsdraad wanneer hij deze van en naar het laadstation volgt. Het gebied naast de lus/draad dat de maaier dan gebruikt, wordt de corridor genoemd.
Pagina 54
MENUfUNCTIES Hoe hoger de waarde die voor Max. afst. tot draad wordt ingesteld, hoe kleiner de kans op spoorvorming. Een hoge waarde kan echter ook betekenen dat het voor de robotmaaier lastig kan worden om doorgangen in te rijden. Een tuin met grote open ruimtes moet een wijde doorrijbreedte hebben, oftewel een hoge waarde voor Max.
Pagina 55
MENUfUNCTIES De afstand van het laadstation naar een afgelegen zone meten • Voer een afstand in waarvan u zeker weet dat deze de werkelijke waarde overschrijdt. Stel bij Aandeel een waarde van 100% in voor het gebied waarvoor u de afstand vanaf het laadstation wilt meten en selecteer een waarde van 0% voor alle andere gebieden.
MENUfUNCTIES 6.6 Instellingen De volgende bedieningsinstellingen zijn toegankelijk via deze selectie in het hoofdmenu. Commando’s • Veiligheid (4-1) om instellingen met betrekking tot de PIN-code, tijdslot Timer en alarm in te stellen. Het instellen van de PIN-code is nodig om het menu Veiligheid te kunnen weergeven. Tuin Veiligheid •...
Pagina 57
MENUfUNCTIES • te activeren: verplaats de cursor naar Tijdslot en druk op YES. Verplaats de cursor vervolgens naar Aantal dagen en druk op YES. Specificeer hoeveel dagen de robotmaaier mag blijven maaien voor hij om de PIN-code vraagt. Sluit af door op YES te drukken.
Pagina 58
MENUfUNCTIES • In werking (4-2-1) • te activeren: verplaats de cursor naar In werking en druk op YES. Selecteer AAN en druk op YES. Bediening • te deactiveren: verplaats de cursor naar In werking en druk op YES. Selecteer UIT en druk op YES. Toetsenbord Als de maaischijf start, hoort u 5 piepjes gedurende 2 seconden.
MENUfUNCTIES Tijd & datum (4-4) Met behulp van deze functie kunnen de tijd en datum worden ingesteld. Deze functie kan ook worden gebruikt om de bij de ingebruikname van de robotmaaier ingestelde notatie te wijzigen. • Tijdsinstelling (4-4-1) Verplaats de cursor naar Tijdsinstelling en druk op YES. Voer vervolgens de juiste tijd in en druk op YES om af te sluiten.
Voor verschillende tuinen zijn verschillende instellingen nodig. Op de volgende pagina’s vindt u enkele voorbeelden van tuinen met suggesties en instellingen voor de installatie. Meer tuinvoorbeelden vindt u op www.gardena.com. Zie 6.5 Tuin op pagina 50 voor meer informatie over de diverse instellingen.
Pagina 61
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 1.600 m². Open gebied. Timer 00:00-24:00 (fabrieksinstelling) maandag-zondag Volg Aandeel Max afst. begel. lus Uitstellen 4 min (fabrieksinstelling) begeleiden Opmerkingen Omdat de grootte van het werkgebied 3012-979 overeenkomt met de maximale capaciteit van de maaier wordt het aangeraden om de maaier op elk uur van de dag en elke dag van de week te laten werken.
Pagina 62
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 600 m². L-vormige tuin met laadstation geïnstalleerd in het smalle gebied. Bevat enkele eilanden. Timer 07:00-19:00 Maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag, zaterdag Volg Aandeel Max afst. begel. lus 3012-982_js Uitstellen 4 min (fabrieksinstelling) begeleiden Opmerkingen Omdat het grootste deel van het werkgebied door de robotmaaier makkelijk kan worden bereikt door de begeleidingsdraad vanaf het laadstation...
Pagina 63
VOORBEELDEN VAN TUINEN Gebied 1.000 m². Asymmetrisch werkgebied met een smalle doorgang en enkele eilanden. Timer 00:00-24:00 maandag, dinsdag, woensdag, vrijdag Volg Aandeel Max afst. begel. lus Uitstellen 4 min (fabrieksinstelling) begeleiden 3018-092 Opmerkingen De begeleidingsdraad moet langs de smalle doorgang worden geplaatst om ervoor te zorgen dat de maaier het laadstation zonder problemen kan vinden vanaf de rechterzijde van het werkgebied.
ONDERHOUD 8 Onderhoud Voor een betere bedrijfszekerheid en een langere levensduur: controleer en reinig de robotmaaier regelmatig en vervang versleten onderdelen, indien nodig. Zie 8.3 Reinigen op pagina 67 voor meer informatie over het reinigen. Na de ingebruikname van de robotmaaier moet u de maaischijf en de messen eens per week inspecteren.
ONDERHOUD 8.1 Winteropslag Robotmaaier Reinig de robotmaaier zorgvuldig voor u hem in de winterstalling zet. Zie 8.3 Reinigen op pagina 67. Laad de accu volledig op voor de winteropslag. Zet u de hoofdschakelaar vervolgens op 0. De accu moet ‘s winters 1 of 2 keer worden opgeladen om de levensduur van de accu te verlengen.
ONDERHOUD 8.3 Reinigen Het is belangrijk om de robotmaaier schoon te houden. Een robotmaaier waaraan veel gras is blijven plakken, zal minder makkelijk hellingen op kunnen rijden. We raden u aan om bij het reinigen een borstel en spuitfles met water te gebruiken. 3018-062 BELANGRIjKE INfORMATIE Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
ONDERHOUD 8.4 Transport en verwijderen Zet de machine vast tijdens transport. Het is belangrijk dat de robotmaaier niet kan bewegen tijdens vervoer, bijvoorbeeld van het ene gazon naar het andere. 8.5 Bij onweer Om het risico op schade aan de componenten in de robot- maaier te beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het laadstation (voeding, begrenzingsdraad en begeleidings- draad) los te koppelen als er kans op onweer is.
Hieronder vindt u een lijst met een aantal meldingen die op het display van de robotmaaier kunnen worden weergegeven. Als dezelfde melding vaak verschijnt: neem contact op met GARDENA Central Service of uw dealer om het probleem te verhelpen. Zie Aantekeningen op pagina 4.
Pagina 69
PROBLEMEN OPLOSSEN Vastgereden De robotmaaier is ergens in Maak de robotmaaier los en neem de oorzaak voor vastgelopen. het vastlopen weg. De robotmaaier is blijven steken achter Ga na of er obstakels zijn die het voor de een aantal obstakels. robotmaaier moeilijk maken om weg te rijden van deze plek.
Pagina 70
PROBLEMEN OPLOSSEN Laadstation Het contact tussen de laadstrips en de Plaats de robotmaaier in het laadstation en geblokkeerd contactstrips is mogelijk slecht en de controleer of de laadstrips en de contactstrips robotmaaier heeft diverse pogingen goed contact maken. gedaan om te laden. Het pad van de robotmaaier wordt Verwijder het voorwerp.
Op www.gardena.com vindt u nog meer informatie over het opsporen van fouten. Neem contact op met GARDENA Central Service als u het probleem nog steeds niet kunt verhelpen. Zie Aantekeningen op pagina 4.
Kijk op www.gardena.com voor een FAQ (veelgestelde vragen) voor meer gedetailleerde antwoorden op een aantal standaardvragen. Neem contact op met GARDENA Central Service als u de oorzaak van de fout nog steeds niet kunt vinden. Zie Aantekeningen op pagina 4.
Pagina 73
PROBLEMEN OPLOSSEN Zowel de maaitijd als De accu is versleten. Vervang de accu. Neem contact op met de dealer de laadtijd is korter voor meer informatie. dan normaal Dit gedrag is normaal bij lage Geen actie temperaturen (effect wordt geleidelijk sterker onder de 15 °C).
PROBLEMEN OPLOSSEN 9.4 Breuken in de lusdraad opsporen Breuken in de lusdraad zijn meestal te wijten aan onbewuste fysieke beschadigingen aan de draad, bijvoorbeeld bij het gebruik van een schop bij het tuinieren. In landen met nachtvorst kan de draad ook beschadigd raken door scherpe stenen die in de grond bewegen.
Pagina 75
PROBLEMEN OPLOSSEN Sluit het laadstation aan op de voeding. Verwissel de aansluitingen van de begeleidingsdraad en de begrenzingsdraad in het laadstation. a) Verwissel aansluiting A1 en G1. Als het indicatielampje één keer per seconde knippert, bevindt de breuk zich ergens in de begrenzingsdraad tussen A1 en het punt waar de begeleidingsdraad is aangesloten op de begrenzingsdraad (dikke zwarte lijn op de afbeelding).
Pagina 76
PROBLEMEN OPLOSSEN a) Ga er vanuit dat het indicatielampje één keer per seconde knipperde tijdens test a) hierboven. Herstel de oorspronkelijke posities van alle aansluitingen. Koppel A2 vervolgens los. Sluit een nieuwe lusdraad aan op A2. Sluit het andere uiteinde van de nieuwe lusdraad aan op een punt in het midden van de installatie.
Pagina 77
PROBLEMEN OPLOSSEN Wanneer de breuk is gevonden, moet het beschadigde deel worden vervangen door een nieuw stuk draad. Het beschadigde deel kan worden weggeknipt als het mogelijk is om de begrenzingsdraad in te korten. Gebruik altijd originele koppelingen. 3018-055 Nederlands - 78...
TECHNISCHE GEGEVENS 10 Technische gegevens Gegevens R160 Afmetingen Lengte 71 cm Breedte 57 cm Hoogte 31 cm Gewicht 9 kg Elektrisch systeem Accu Speciale NiMH-accu, 18 V/2,2 Ah Transformator 230 V AC/24 V Gemiddeld energieverbruik bij maximaal gebruik 22 kWh/maand in een werkgebied van 1.600 m²...
GARDENA Central Service (zie Aantekeningen op pagina 4) voor verdere instructies. Zorg dat u het betalingsbewijs en het serienummer van de maaier bij de hand hebt wanneer u contact opneemt met GARDENA Central Service. Nederlands - 80...
INfORMATIE OVER HET MILIEU 12 Informatie over het milieu De symbolen op de robotmaaier of de verpakking geven aan dat het product niet mag worden verwerkt als huishoudelijk afval. In plaats daarvan moet het product naar een gespecialiseerd recyclingcentrum worden gebracht, waar de elektronische componenten en accu’s kunnen worden gerecycled.
EU-verklaring van overeenstemming (alleen geldig voor Europa) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, verklaart hierbij dat de robotmaaier GARDENA R160 met serienummers van 2013 en later (het jaartal staat duidelijk vermeld op het productplaatje, gevolgd door het serienummer), voldoet aan de vereisten van de volgende EU-richtlijnen: •...