Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen
het werkgebied te isoleren door eilanden te creëren
rond obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals
bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de
begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier
keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Voor een veilige en stille werking is het raadzaam alle vaste
voorwerpen in en rond het werkgebied af te grenzen.
Leg de draad tot en rond het gebied dat moet worden
geïsoleerd en keer dan terug langs dezelfde route. Als
er krammen worden gebruikt, moet de draad op de
terugweg onder dezelfde kram worden gelegd. Als de
begrenzingsdraden naar en vanaf het eiland dicht bij elkaar
worden gelegd, kan de robotmaaier over de draad rijden.
De begrenzingsdraad mag op het traject van en naar een
eiland niet worden gekruist.
Obstakels die een lichte helling vertonen, bijvoorbeeld
stenen of grote bomen met bovengrondse wortels, moeten
worden geïsoleerd met een eiland of worden verwijderd. De
robotmaaier kan anders op zulke obstakels glijden, met als
gevolg dat de messen beschadigd raken en/of de maaier
vast komt te zitten.
Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het voor
de maaier lastig is om van de ene naar de andere zone
te gaan, kunt u beter een bijgebied creëren. Voorbeelden
hiervan zijn hellingen van 35% of een doorgang die smaller
is dan 60 cm. Leg de begrenzingsdraad dan rond het
bijgebied zodat er een eiland wordt gevormd buiten het
hoofdgebied.
De robotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussen
hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebied moet
worden gemaaid. Hiervoor moet de MAN-bedieningsmodus
worden gebruikt, omdat de maaier het traject tussen het
bijgebied en het laadstation niet zelfstandig kan afleggen.
Zie 5.1 Snelkoppelingen op pagina 44. In deze modus
zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar het laadstation,
maar doorgaan met maaien totdat de accu leeg is. Wanneer
de accu leeg is, stopt de maaier en verschijnt de melding
"Moet handmatig laden" op het display. Plaats de maaier
in het laadstation om de accu te laden. Als het eerste
werkgebied na het laden moet worden gemaaid, kunt u de
bedieningsmodus op AUTO zetten voordat u de maaier in
het laadstation plaatst.
Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lange en smalle doorgangen en zones smaller dan
1,5 tot 2 meter. Er bestaat een kans dan de robotmaaier
INSTALLATIE
3012-1073
3012-686
3018-111
3012-971
Nederlands - 27