Acceleratiehellingtype [337]
Hiermee wordt het type ingesteld van alle
acceleratiehellingen in een parameterset. Zie Fig. 75. Op
basis van de acceleratie- en deceleratiebenodigdheden voor
de toepassing kan de vorm van beide hellingen worden
gekozen. Voor toepassingen waar snelheidsveranderingen
geleidelijk gestart en gestopt moeten worden, zoals bij een
transportband met materiaal dat bij snelle
snelheidsveranderingen kan vallen, kan de hellingvorm
worden aangepast tot een S-vorm om schokken door
snelheidsveranderingen te voorkomen. Voer toepassingen
die in dit opzicht niet kritiek zijn, kan de
snelheidsverandering binnen het gehele bereik volledig
lineair zijn.
337 Acc Helling
A
Stp
Standaard:
Lineair
Lineair
0
Lineaire acceleratiehelling.
S-Curve
1
S-vormige acceleratiehelling.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
rpm
(NG_06-F08)
Fig. 75 Vorm van acceleratiehelling
Deceleratiehellingtype [338]
Hier wordt het hellingtype ingesteld van alle
deceleratieparameters in de parameterset Fig. 76.
338 Dec Helling
A
Stp
Standaard:
Lineair
Keuze:
Zelfde als menu [337]
Emotron AB 01-3694-03r3
Lineair
43107
169/11
UInt
UInt
S-curve
Lineair
t
Lineair
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
rpm
(NG_06-F09)
Fig. 76 Vorm van deceleratiehelling
Start Mode [339]
Hier wordt ingesteld hoe de motor wordt gestart bij een run-
commando.
339 Start Mode
A
Stp
Standaard:
Snel (Vaste instelling)
De motorflux neemt geleidelijk toe. De
Snel
0
motor begint onmiddellijk te draaien nadat
het Run-commando is gegeven.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
43108
169/12
UInt
UInt
S-curve
Lineair
t
Snel
43109
169/13
UInt
UInt
Functiebeschrijving
89