Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43321
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
Alarm Trip [412]
Kiest welk alarm een trip naar de FO moet activeren.
412 Alarm Trip
A
Stp
Standaard:
Uit
Keuze:
Gelijk aan menu [411]
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43322
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
Hellingalarm [413]
Deze functie bepaalt dat de (voor)alarmsignalen niet zijn
toegestaan tijdens acceleratie/deceleratie van de motor. Dit
om valse alarmen te voorkomen.
413 HellingAlarm
A
Stp
Standaard:
Uit
(Voor)alarmen worden geblokkeerd tijdens
Aan
0
acceleratie/deceleratie.
(Voor)alarmen actief tijdens acceleratie/
Uit
1
deceleratie.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43323
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
108
Functiebeschrijving
169/225
UInt
UInt
Uit
169/226
UInt
UInt
Uit
169/227
UInt
UInt
Alarmstartvertraging [414]
Deze parameter wordt gebruikt als u bijvoorbeeld een alarm
tijdens de opstartprocedure wilt negeren.
Stelt de vertragingstijd in na een run-commando waarna een
alarm mag worden gegeven.
• Als HellingAlarm=Aan. De startvertraging begint na een
RUN-commando.
• Als HellingAlarm=Uit. De startvertraging begint na de
acceleratiehelling.
414 Startvertr.
A
Stp
Standaard:
2 s
Instelbereik:
0 -3600 s
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.: 43324
Profibus-positie/index
Veldbusformaat
Modbus-formaat
Lasttype [415]
In dit menu kiest u het monitortype op basis van de
lastkarakteristiek van uw toepassing. Door het gewenste
monitortype te kiezen, kan de overbelastings- of
onderbelastingsalarmfunctie worden geoptimaliseerd aan de
hand van de lastkarakteristiek.
Als de toepassing een constante belasting heeft over het
gehele toerentalbereik, zoals bij een extruder of
schroefcompressor, kan het lasttype worden ingesteld op
Basis. Dit type maakt gebruikt van één waarde als referentie
voor de nominale belasting. Deze waarde wordt gebruikt
voor het volledige toerentalbereik van de FO. De waarde kan
worden ingesteld of automatisch worden gemeten. Zie
Autoset Alarm [41A] en Normaal Last [41B] voor de
instelling van de nominale belastingsreferentie.
De belastingscurvemodus maakt gebruik van een
geïnterpoleerde curve met 9 belastingswaarden en 8 gelijke
toerentalintervallen. Deze curve wordt ingevuld door een
testrun met een echte belasting. Dit kan worden gebruikt bij
alle gelijkmatige belastingscurves inclusief constante
belasting.
2s
169/228
Lang, 1=1 s
EInt
Emotron AB 01-3694-03r3