13.9 SafeStop-optie
Om een SafeStop-configuratie te realiseren conform
EN954-1 Categorie 3, dienen de volgende drie acties in acht
genomen te worden:
1. Blokkeren van triggersignalen met veiligheidsrelais K1
(via Safe Stop optieprint).
2. Vrijgave ingang van FO besturen (via de normale I/O en
besturingssignalen van de FO).
3. Vermogensuitgangstrappen (status controle en feedback
van stuurcircuits en IGBT's.
Om de FO de motor te laten aansturen en te laten draaien,
moeten de volgende signalen actief zijn:
• "Inhibit"-ingang, klemmen 1 (DC+) en 2 (DC-) op de
Safe Stop-optieprint moet actief worden gemaakt door
aansluiting van 24 VDC om de voedingsspanning voor
de drivercircuits van de stroomgeleiders via
veiligheidsrelais K1 veilig te stellen. Zie ook Fig. 121.
• Hoog signaal op de digitale ingang, bijv. klem 9 in Fig.
121, die op "Enable" is ingesteld. Raadpleeg voor het
instellen van de digitale ingang sectie 11.6.2, pagina 120.
Deze twee signalen moeten worden gecombineerd en
worden gebruikt om de uitgang van de FO te activeren en
het mogelijk te maken om een SafeStop-toestand te
activeren.
LET OP: De "Safe Stop"-toestand conform EN 954-1
Categorie 3 kan alleen worden gerealiseerd door de
ingangen "Inhibit" en "Enable" beide te activeren.
Als de "Safe Stop"-toestand wordt gerealiseerd met behulp
van deze twee verschillende methodes, die afzonderlijk
worden geregeld, zorgt dit veiligheidscircuit ervoor dat de
motor niet gaat draaien omdat:
• Het 24 VDC-signaal wordt weggenomen van de ingang
"Inhibit", klemmen 1 en 2, veiligheidsrelais K1 wordt
uitgeschakeld.
De voedingsspanning naar de drivercircuits van de uit-
gangstrappen wordt uitgeschakeld. Hierdoor worden de
triggerpulsen naar de uitgangstrappen geblokkeerd.
• De triggerpulsen vanaf de controlprint worden
uitgeschakeld.
Het Enable-signaal wordt bewaakt door het regelcircuit,
dat de informatie doorgeeft aan het PWM-gedeelte van
de controlprint.
Om zeker te stellen dat veiligheidsrelais K1 is uigeschakeld,
moet dit extern worden beveiligd om er zeker van te zijn dat
dit relais niet heeft geweigerd. De SafeStop-optieprint
beschikt over een feedbacksignaal hiervoor via een tweede,
geforceerd geschakeld veiligheidsrelais K2, dat wordt
ingeschakeld als een detectiecircuit heeft bevestigd dat de
voedingsspanning naar de drivercircuits is uitgeschakeld. Zie
Tabel 33 voor de contactaansluitingen.
158
Opties
Voor het bewaken van de "Enable"-functie kan de keuze
"RUN" op een digitale uitgang worden gebruikt. Voor het
instellen van een digitale uitgang, bijv. klem 20 in het
voorbeeld Fig. 121 kunt u kijken in sectie 11.6.4, pagina
126 [540].
Als de "Inhibit"-ingang wordt gedeactiveerd, geeft de FO-
display een knipperende "SST"-indicatie weer in sectie D
(linksonder) en gaat de rode trip-LED op het bedienpaneel
knipperen.
Om de normale werking te hervatten, moet het volgende
worden gedaan:
• "Inhibit"-ingang vrijgeven; 24 VDC (hoog) naar
klemmen 1 en 2.
• Een STOP-signaal geven aan de FO volgens het
ingestelde Run/Stop-signaal in menu [215].
• Een Run-commando geven volgens het ingestelde Run/
Stop-signaal in menu [215].
LET OP: De methode voor het genereren van een STOP-
commando is afhankelijk van de gemaakte keuzes in
Startsignaal Niveau/Flank [21A] en het gebruik van een
afzonderlijke Stop-ingang via digitale ingang.
WAARSCHUWING: De safe stop-functie mag
nooit worden gebruikt voor elektrische
onderhoudswerkzaamheden. Voor
elektrische onderhoudswerkzaamheden
moet de FO altijd worden afgekoppeld van de
netspanning.
Fig. 120 Aansluiting van safe stop-optie.
Emotron AB 01-3694-03r3