Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vaste Master; Wisselende Master; Feedback 'Status'-Ingang - Emotron FDU 2.0 Gebruiksaanwijzing

Verberg thumbnails Zie ook voor FDU 2.0:
Inhoudsopgave

Advertenties

7.6.2 Vaste MASTER

Dit is de standaardinstelling van de pompregeling. De FDU
regelt de Master-pomp, die altijd draait. De relaisuitgangen
starten en stoppen de andere pompen, P1 tot en met P6,
afhankelijk van de flow/druk. Binnen deze configuratie
kunnen maximaal 7 pompen worden geregeld, zie Fig. 45.
Om de levensduur van de extra pompen gelijk te trekken,
kunnen de pompen worden gekozen op basis van de
runtijdhistorie van iedere pomp.
R:SlavePump6
R:SlavePump5
FDU
R:SlavePump4
MASTER
R:SlavePump3
R:SlavePump2
R:SlavePump1
PM
P1
(NG_50-PC-4_1)
Zie menu:
[393] Aandr. Keuze
[39H] to [39N] Run Tijd 1 - 6, Pomp
[554] t/m [55C] Relais
Fig. 45 Vaste MASTER-regeling
LET OP: De pompen KUNNEN verschillende vermogens
hebben. De MASTER-pomp MOET echter altijd de
grootste zijn.

7.6.3 Wisselende MASTER

Met deze functie is de Master-pomp niet continu gekoppeld
vast aan de FDU. Na inschakelen of herstarten van de FO
na een stop of slaapmodus wordt de Master-pomp gekozen
via het relais dat is ingesteld op functie PompMaster X. In
sectie 7.6.7 op pagina 44 vindt u een gedetailleerd
bedradingsschema met 3 pompen. Het doel van deze functie
is dat alle pompen gelijkmatig worden gebruikt, zodat de
levensduur van alle pompen, inclusief de Master-pomp,
gelijk wordt getrokken. Met deze functie kunnen maximaal
6 pompen worden geregeld.
Emotron AB 01-3694-03r3
P2
P3
P4
P5
P6
R: SlavePump6
R: SlavePump5
R: SlavePump4
FDU
R: SlavePump3
MASTER
R: SlavePump2
R: SlavePump1
R: MasterPump6
R: MasterPump5
R: MasterPump4
R: MasterPump3
R: MasterPump2
R: MasterPump1
(NG_50-PC-5_1)
P1
Zie menu:
[393] t/m [396]
[553] t/m [55C]
Wisselende MASTER-regeling
Fig. 46
LET OP: De pompen MOETEN allemaal hetzelfde
vermogen hebben.

7.6.4 Feedback 'Status'-ingang

In dit voorbeeld worden de extra pompen geregeld door een
ander soort aandrijving (bijv. softstarter, FO enz.). De
digitale ingangen op de I/O-print kunnen worden
geprogrammeerd als "Fout"-ingang voor iedere pomp. Als
een aandrijving uitvalt, zal de digitale ingang dit bewaken en
zal de POMPREGELING die specifieke pomp niet meer
gebruiken en automatisch overschakelen op een andere
aandrijving. Dat betekent dat de regeling doorgaat zonder
deze (defecte) aandrijving te gebruiken. Deze functie kan
ook worden gebruikt om een bepaalde pomp handmatig
stop te zetten voor onderhoud, zonder het hele pomp-
systeem uit te schakelen. Natuurlijk worden de maximale
flow/druk dan beperkt tot het maximale pompvermogen van
de resterende pompen.
P2
P3
P4
P5
P6
Hoofdfuncties
41

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave