Tabel 29 Triptoestand, mogelijke oorzaken en oplossingen
Pomp
Overtemp
Overstroom F
Overspann D(eceleratie)
Overspann G(enerator)
Overspann (Mains)
Overspann M(ains)Max
Over Toeren
Onderspanning
InverterFout
Desat
152
Problemen oplossen, diagnose en onderhoud
Er kan geen masterpomp worden gekozen
vanwege storing in feedbacksignalen.
LET OP: Alleen gebruikt bij pompregeling.
Temperatuur koellichaam te hoog:
-
Te hoge omgevingstemperatuur van de
FO
-
Onvoldoende koeling
-
Te hoge stroom
-
Geblokkeerde of verstopte ventilatoren
FO-stroom overschrijdt de piekmotorstroom:
-
Te korte acceleratietijd
-
Te hoge motorbelasting
-
Buitensporige verandering in de
belasting
-
Zachte kortsluiting tussen fasen of
fase en aarde
-
Slechte of losse motorkabelaansluitingen
-
Te hoog IxR-compensatieniveau
Te hoge tussenkringspanning:
-
Te korte deceleratietijd ten
opzichte van de traagheid van de motor/
machine.
-
Te kleine remweerstand of defecte
remchopper
Te hoge tussenkringspanning door te hoge
netspanning
Gemeten motortoerental overschrijdt maxi-
mumniveau.
Te lage tussenkringspanning:
-
Te lage of geen voedingsspanning
-
Netspanningsdip veroorzaakt door
het starten van andere grote energie
verbruikers op dezelfde leiding.
Overbelastingstoestand in de tussenkring:
-
Harde kortsluiting tussen fasen of
fase en aarde
-
Saturatie van het
stroommeetcircuit
-
Aardingsfout
-
Desaturatie van IGBT's
-
Piekspanning op tussenkring
-
Controleer kabels en bedrading voor
pomp-feedbacksignalen
-
Controleer instellingen m.b.t. de digitale
pomp-feedbackingangen
-
Controleer de koeling van de FO-kast.
-
Controleer de functionaliteit van de
ingebouwde ventilatoren. De ventilatoren
moeten automatisch inschakelen als de
temp. van het koellichaam te hoog wordt.
Bij het aanzetten worden de ventilato
ren kort ingeschakeld.
-
Controleer FO- en motorspecificaties
-
Maak ventilatoren schoon
-
Controleer de instellingen van de
acceleratietijd en
maak deze langer indien nodig.
-
Controleer de motorbelasting
-
Controleer op slechte motorkabel-
aansluitingen.
-
Controleer op slechte aansluiting
aardekabel
-
Controleer op water en vocht in het
motorhuis en de kabelaansluitingen.
-
Verlaag het niveau van de IxR-
compensatie [352]
-
Controleer de instellingen van de
deceleratietijd en maak deze langer
indien nodig.
-
Controleer de grootte van de
remweerstand en de functionaliteit van
de remchopper (indien deze gebruikt
wordt).
-
Controleer de netspanning
-
Probeer de oorzaak van de interferentie
weg te nemen of gebruik andere net-
voedingsleidingen.
-
Controleer kabels, bedrading en
instelling van encoder
-
Controleer instelling motorgegevens
[22x] Voer korte Motor ID-Run uit
-
Zorg dat alle drie de fasen goed
aangesloten zijn en dat de
aansluitklemmen aangedraaid zijn.
-
Controleer of de netvoedingsspanning
binnen de limieten van de FO valt.
-
Probeer alternatieve netvoedings-
leidingen te gebruiken als de dip wordt
veroorzaakt door andere machines.
-
Gebruik de functie netonderbreking
[421]
-
Controleer op slechte motorkabel-
aansluitingen.
-
Controleer op slechte aansluiting
aardekabel
-
Controleer op water en vocht in het
motorhuis en de kabelaansluitingen
-
Controleer of de gegevens van het
typeplaatje van de motor correct
ingevoerd zijn.
-
Zie overspanningstrips
Emotron AB 01-3694-03r3