5
Stel scherp.
Kadreer de openingsopname en stel scherp zoals beschreven
in stap 3 en 4 op pagina 49 (zie pagina 51 voor meer
informatie over het scherpstellen in filmlivebeeld). Merk op
dat het aantal te detecteren onderwerpen in gezichtsprioriteit-AF afneemt in
filmlivebeeld.
A
Belichting
De volgende instellingen kunnen in filmlivebeeld worden aangepast:
P, S, A
M
Andere
opnamestanden
In de M-stand kan ISO-gevoeligheid worden ingesteld op waarden tussen 100 en Hi 2 en
y
sluitertijd op waarden tussen
varieert afhankelijk van de beeldsnelheid; 0 65). In andere standen worden sluitertijd en
ISO-gevoeligheid automatisch aangepast. Sluit en herstart filmlivebeeld als het resultaat
over- of onderbelicht is.
6
Start opnemen.
Druk op de filmopnameknop om het opnemen te starten.
Een opnameaanduiding en de beschikbare tijd worden
weergegeven in de monitor. Belichting wordt ingesteld met
behulp van matrixmeting en kan worden vergrendeld door
de A AE-L/AF-L-knop (0 110) in te drukken of (in de standen P,
S en A) worden aangepast met maximaal ±3 LW in stappen
1
van
/
LW met behulp van belichtingscorrectie (0 112). In
3
de autofocusstand kan de scherpstelling worden
vergrendeld door de ontspanknop half in te drukken.
A
Audio
De camera kan zowel video als geluid opnemen; dek de microfoon op de voorkant van de
camera niet af tijdens filmopname. Merk op dat de ingebouwde microfoon mogelijk
geluiden van het objectief opneemt tijdens autofocus of vibratiereductie.
58
Diafragma
Sluitertijd
—
—
✔
—
—
—
1
1
/
sec. en
/
25
4.000
ISO-gevoeligheid
—
✔
—
sec. (de traagst beschikbare sluitertijd
Opnameaanduiding
Belichtingscorrectie
✔
—
—
Filmopnameknop
Resterende tijd