Beeldkwaliteit en -formaat
Samen bepalen beeldkwaliteit en beeldformaat hoeveel ruimte er in beslag wordt
genomen door elke foto op de geheugenkaart. Grotere afbeeldingen met een hoge
kwaliteit kunnen op grote formaten worden afgedrukt, maar vereisen ook meer
geheugen. Dit betekent dat er minder afbeeldingen op de geheugenkaart kunnen
worden opgeslagen (0 335).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Optie
Bestandstype
NEF (RAW)
NEF
JPEG Fijn
JPEG Normaal
JPEG
JPEG Basis
NEF (RAW) +
JPEG Fijn
NEF (RAW) +
NEF/JPEG
JPEG Normaal
NEF (RAW) +
JPEG Basis
* Vaste grootte geselecteerd voor JPEG-compressie.
Beeldkwaliteit kan worden ingesteld door op de X (T)-knop te drukken en aan de
hoofdinstelschijf te draaien totdat de gewenste instelling in het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
X (T)-knop
A
Het opnamemenu
Beeldkwaliteit kan tevens worden aangepast met behulp van de optie
Beeldkwaliteit in het opnamemenu (0 214).
Onbewerkte gegevens van de beeldsensor worden rechtstreeks op de
geheugenkaart opgeslagen. Instellingen zoals witbalans en contrast
kunnen na het vastleggen worden aangepast.
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:4 (beeldkwaliteit Fijn).
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:8 (beeldkwaliteit Normaal).
Leg JPEG-afbeeldingen vast bij een compressieverhouding van
ongeveer 1:16 (beeldkwaliteit Basis).
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
Twee afbeeldingen worden vastgelegd: één NEF (RAW)-afbeelding en
één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
Hoofdinstelschijf
Beschrijving
*
*
*
Bedieningspaneel
d
93