3
Selecteer een stapgrootte voor bracketing.
Druk op de D-knop en draai aan de secundaire instelschijf om de stapgrootte
voor bracketing te kiezen.
D-knop
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling b2 (Stapgrootte inst. belichting, 0 224) voor informatie over
het kiezen van de stapgrootte. Zie persoonlijke instelling e7 (Bracketingvolgorde, 0 241)
voor informatie over het kiezen van de volgorde waarin bracketing wordt uitgevoerd.
4
Kadreer, stel scherp en maak de foto.
De camera verandert de belichting en/of flitssterkte beeld
voor beeld, overeenkomstig het geselecteerde
bracketingprogramma. Modificaties aan de belichting
worden toegevoegd aan de aanpassingen die zijn gemaakt met
belichtingscorrectie (0 112), waardoor het mogelijk is compensatiewaarden van
meer dan 5 LW te behalen.
Terwijl bracketing actief is, wordt een voortgangsaanduiding bracketing in het
bedieningspaneel weergegeven. Na elke opname verdwijnt een segment uit de
aanduiding: het y-segment wanneer de onaangepaste foto wordt gemaakt, het
z-segment wanneer de foto met de negatieve stapgrootte wordt gemaakt en het
x-segment wanneer de foto met de positieve stapgrootte wordt gemaakt.
t
Belichting aangepast met:
0 LW (y)
Druk op de D-knop om bracketing te annuleren en draai aan de hoofdinstelschijf tot de
aanduiding voor de voortgang van de bracketing en het M-pictogram niet langer
worden weergegeven.
154
Secundaire
Bedieningspaneel
instelschijf
Belichting aangepast met:
–1 LW (z)
Stapgrootte
bracketing
Belichting aangepast met:
+1 LW (x)