11 Rotatiebereik van de AI 80-200mm f/2.8 ED wordt bij bevestiging op een statief beperkt door de camerabody.
Filters kunnen niet worden verwisseld terwijl de AI 200-400mm f/4 ED op de camera is bevestigd.
12 Als het maximale diafragma wordt opgegeven via Objectief zonder CPU (0 172), wordt de
diafragmawaarde weergegeven in de zoeker en in het bedieningspaneel.
13 Kan alleen worden gebruikt als de brandpuntsafstand en het maximale diafragma zijn opgegeven via
Objectief zonder CPU (0 172). Gebruik spotmeting of centrumgerichte meting als de gewenste resultaten
niet worden bereikt.
14 Voor een grotere nauwkeurigheid stelt u de brandpuntsafstand en het maximale diafragma in via Objectief
zonder CPU (0 172).
15 Kan worden gebruikt in de handmatige standen M bij sluitertijden die ten minste één stap langer zijn dan de
flitssynchronisatietijd.
16 De belichting kan worden bepaald door het diafragma vooraf in te stellen. In stand A, stel het diafragma
vooraf in met behulp van de diafragmaring van het objectief voor de AE-vergrendeling uit te voeren en het
objectief te schuiven. In stand M, stelt u het diafragma in met behulp van de diafragmaring van het objectief
en bepaalt u de belichting voor het schuiven van het objectief.
17 Belichtingscorrectie is vereist wanneer gebruikt in combinatie met AI 28-85mm f/3.5-4.5, AI 35-105mm f/3.5-
4.5, AI 35-135mm f/3.5-4.5 of AF-S 80-200mm f/2.8D. Raadpleeg de handleiding van de teleconverter voor
informatie.
18 Bij maximaal effectief diafragma van f/5.6 of hoger.
19 Automatische tussenring PK-12 of PK-13 is vereist. Afhankelijk van de cameraoriëntatie is mogelijk de PB-6D
vereist.
20 Gebruik een vooraf ingesteld diafragma. In stand A, stelt u het diafragma in met behulp van de
scherpstellingsbevestiging voor u de belichting bepaalt en de foto neemt.
• Voor de repro-unit PF-4 is de camerahouder PA-4 vereist.
• Ruis in de vorm van lijnen kan verschijnen tijdens autofocus bij hoge ISO-gevoeligheden. Gebruik handmatige
scherpstelling of scherpstelvergrendeling.
n
286