Z
Belichting
Lichtmeting
Kies hoe de camera belichting in de standen P, S, A en M instelt (in andere standen
selecteert de camera automatisch de methode voor lichtmeting).
Optie
Matrix: Produceert natuurlijke resultaten in de meeste situaties. De camera meet een breed
veld van het beeld en stelt de belichting volgens de verdeling van toonwaarden, kleur en
compositie in met G-, E- of D-type objectieven (0 287) en afstandsinformatie (3D-
kleurenmatrixmeting II; met andere CPU-objectieven gebruikt de camera
a
kleurenmatrixmeting II waarbij de 3D-afstandsinformatie niet is inbegrepen). Met
objectieven zonder CPU gebruikt de camera kleurenmatrixmeting als het
brandpuntsafstand en maximaal diafragma zijn gespecificeerd met behulp van de optie
Objectief zonder CPU in het setup-menu (0 173); anders gebruikt de camera
centrumgerichte meting.
Centrumgericht: De camera meet het gehele beeld maar wijst de grootste waarde toe aan het
middelste meetveld (is er een CPU-objectief bevestigd, dan kan de grootte van het
meetveld worden geselecteerd met behulp van persoonlijke instelling b4, Centrumgericht
Z
meetveld, 0 226; is er een objectief zonder CPU bevestigd, dan beschikt het meetveld over
een diameter van 12 mm). Klassieke meter voor portretten; aanbevolen bij het gebruik van
filters met een belichtingsfactor (filterfactor) boven 1×.
Spot: De camera meet een cirkel met een diameter van 4 mm (circa 1,5% van het beeld). De
cirkel wordt op het huidige scherpstelpunt gecentreerd, waardoor het mogelijk is
onderwerpen buiten het centrum te meten (als er een objectief zonder CPU wordt gebruikt
b
of als automatisch veld-AF uitgevoerd wordt, meet de camera het middelste
scherpstelpunt). Zorgt ervoor dat het onderwerp correct belicht wordt, ook als de
achtergrond veel lichter of donkerder is.
* Voor een grotere nauwkeurigheid met objectieven zonder CPU stelt u de brandpuntsafstand en
het maximale diafragma in met behulp van het menu Objectief zonder CPU (0 173).
Druk op de Z (Q)-knop en draai aan de
hoofdinstelschijf om een meetoptie te
kiezen, totdat de gewenste instelling in de
zoeker en het bedieningspaneel wordt
weergegeven.
A
Zie ook
Zie persoonlijke instelling b5 (Fijnafst. voor
opt. belichting, 0 226) voor informatie over
het maken van afzonderlijke aanpassingen
voor optimale belichting van elke
meetmethode.
Beschrijving
*
*
Z (Q)-knop
Bedieningspaneel
(Alleen standen P, S, A en M)
Hoofdinstelschijf
Zoeker
Z
109