Belichtingscorrectie
(Alleen standen P, S, A en M)
Via belichtingscorrectie kan de door de camera geselecteerde belichtingswaarde
gewijzigd worden om foto's lichter of donkerder te maken. Deze functie werkt het beste
in combinatie met centrumgerichte meting of spotmeting (0 109). Kies uit waarden
1
tussen –5 LW (onderbelichting) en +5 LW (overbelichting) in stappen van
/
LW.
3
Doorgaans maken positieve waarden het onderwerp lichter terwijl negatieve waarden
het onderwerp donkerder maken.
–1 LW
Geen belichtingscorrectie
+1 LW
Druk op de E-knop om een waarde voor belichtingscorrectie te
E-knop
kiezen en draai aan de hoofdinstelschijf totdat de gewenste waarde
in het bedieningspaneel of de zoeker wordt weergegeven.
Hoofdinstelschijf
±0 LW
–0,3 LW
+2,0 LW
(E-knop ingedrukt)
Bij waarden anders dan ±0,0 knippert de 0 in het midden van de
belichtingsaanduidingen (alleen in de standen P, S en A) en een E-
Z
pictogram wordt in het bedieningspaneel en de zoeker
weergegeven nadat u de E-knop ontspant. Door de E-knop in te
drukken kan de huidige waarde voor belichtingscorrectie in de
belichtingsaanduiding worden bevestigd.
Normale belichting kan worden hersteld door belichtingscorrectie in te stellen op ±0. De
belichtingscorrectie wordt niet ongedaan gemaakt wanneer de camera wordt
uitgeschakeld.
112