Oliefilter - Vervangen
Olieopvangbak onder het oliefilter (1) plaatsen, het oliefilter
met de oliefiltersleutel verwijderen, door deze linksom te draai-
en.
Pakkingring van het nieuwe oliefilter met motorolie insmeren.
Oliefilter aanbrengen en met de hand vastdraaien; niet de olie-
filtersleutel gebruiken.
Motorolie - Bijvullen
Vulhoeveelheid (met oliefilter): 9 l
Olievuldop (1) losschroeven en motorolie overeenkomstig het
hoofdstuk Onderhoudsmiddelen (blz. 176) vullen.
Olievuldop vastdraaien.
Motor starten (blz. 88), de controlelamp motoroliedruk moet
onmiddellijk na het starten van de motor doven. Indien niet, mo-
tor direct uitschakelen, geschoold personeel inlichten.
Motor warm laten worden en vervolgens parkeren (blz. 89). Na
een wachttijd van 5 min oliepeil controleren.
Oliepeilstok (2) eruit trekken en met een schone doek afvegen.
Oliepeilstok weer helemaal terugplaatsen en opnieuw eruit
trekken. Het oliepeil moet zich in het bereik "A" bevinden. Bij
een te laag oliepeil; motorolie bijvullen.
Het bedrijf met een te laag of te hoog oliepeil kan tot
motorschade leiden.
Bij het verversen van de olie moet de motorolie tot het "MAX"-
merkstreepje worden gevuld.
Motorkap sluiten.
198
2 2
2 2
Onderhoud
1 1
A
1 1
A
R5535-8144-1
03/2020