Bedrijf
Debietinstelling
Aangenomen dat hetzelfde hulpstuk aan een andere machine gemonteerd wordt. Ook als dezelfde debietinstel-
lingen zoals bij de eerste machine zijn uitgevoerd, kan de werksnelheid afwijken. De debietinstellingen moeten
aan elke machine afzonderlijk worden ingesteld. Bij het overstappen op een ander hulpstuk moeten de optimale
doorstroomhoeveelheden voor het nieuwe hulpstuk opnieuw worden bepaald en ingesteld.
Het debiet aan het extra circuit is niet constant, als een andere functie bediend wordt of een over-
drukklep reageert.
Wij raden aan de instelling tijdens het bedrijf van het hulpstuk uit te voeren.
Startschakelaar in stand RUN zetten.
Menutoets (1) indrukken.
In het display verschijnt de melding zoals getoond in de afbeelding
rechts.
De displaykeuzeschakelaar (2) indrukken totdat AUX in het dis-
play wordt weergegeven.
Opnieuw op de weergavetoets drukken en deze ingedrukt hou-
den om het gebruikstype te wijzigen.
Zo vaak op de weergavetoets drukken totdat de gewenste ge-
bruiksmodus in het display wordt weergegeven.
De displaykeuzeschakelaar indrukken en ingedrukt houden tot-
dat de doorstroomhoeveelheid van de geselecteerde bedrijfs-
modus in het display wordt weergegeven.
R5535-8144-1
03/2020
1
2
115