Rijden
remcircuit voor. U kunt hierbij wat geluid horen en
de snelheid van de auto kan iets afnemen.
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen worden gewijzigd via
het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
Het uitschakelen van het systeem wordt
aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
De auto rijdt voorwaarts zonder aanhanger.
Het remsysteem is in werking.
DSC-systeem ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Stabiele snelheid op wegen met geen of weinig
bochten.
Dit waarschuwingslampje gaat op het
instrumentenpaneel branden zonder
aanvullende melding, om aan te geven dat het
automatische remsysteem niet beschikbaar is.
Dit is normaal en betekent dat er aan een
voorwaarde niet is voldaan en waarvoor u geen
contact hoeft op te nemen met een werkplaats.
In situaties met het contact aan waarbij automatisch
remmen een risico vormt, raden wij aan om het
96
systeem via het configuratiemenu van de auto uit te
schakelen, bijvoorbeeld:
– Het slepen van een aanhanger (vooral een
aanhanger zonder eigen remsysteem).
– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
– Rijden met sneeuwkettingen.
– In een autowasstraat.
– Er wordt onderhoud uitgevoerd (zoals het
verwisselen van een band of werkzaamheden in de
motorruimte).
– De auto is op een rollenbank in een werkplaats
geplaatst.
– De auto wordt gesleept.
– Het noodreservewiel is gemonteerd (afhankelijk
van de uitvoering).
– De remlichten werken niet.
– Na een schok op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Wanneer de detectie wordt beperkt of
tijdelijk niet beschikbaar is vanwege
omstandigheden, dan wordt er geen indicatie
voor de bestuurder weergegeven (omdat de
bestuurder niets hoeft te doen).
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
De bestuurder mag de auto niet te zwaar
belasten (binnen de limieten van het
maximaal toegestane voertuiggewicht en
hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Waarschuwing bij kans op
aanrijding
Deze functie waarschuwt de bestuurder bij een
risico op een aanrijding met de voorligger of een
voetganger.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze drempelwaarde voor activering bepaalt de
gevoeligheid waarmee de functie voor het risico van
een aanrijding waarschuwt.
De drempelwaarde wordt in het menu
Rijverlichting / Auto op het touchscreen
ingesteld.
► Kies een van de drie mogelijke drempelwaarden:
"Ver", "Normaal" of "Dichtb.".
De drempelwaarde die als laatste is geselecteerd,
wordt opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde
risico op een aanrijding en de door de
bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing, kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en op
het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Het systeem houdt rekening met de dynamica van
de auto, het verschil in snelheid met uw eigen auto
en het voorwerp waar de auto tegenaan zou kunnen
rijden en de werking van de auto (bijvoorbeeld
werking op de pedalen en het stuurwiel) om de
waarschuwing op het juiste moment te geven.