Instapverlichting
Als de functie "Automatische verlichting" is
ingeschakeld, gaan de parkeerlichten en het dimlicht
bij slecht licht na het ontgrendelen van de auto
automatisch branden.
Het in- en uitschakelen en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden ingesteld
via het configuratiemenu van de auto.
Automatische
verlichtingssystemen -
Algemene aanbevelingen
Automatische verlichtingssystemen gebruiken een
detectiecamera, die zich bovenaan de voorruit
bevindt.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
– Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij sneeuw of
zware regen).
– Als de voorruit vóór de camera vuil, beslagen
of afgedekt (bijvoorbeeld door een sticker) is.
– Als er reflecterende borden of reflectoren van
veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:
– Weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
– Auto's met verborgen verlichting (als u
bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op de
snelweg rijdt).
– Auto's die zich aan de top of de voet van een
steile helling, in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Onderhoud
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook beslaan
ter hoogte van de camera. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de voorruit
regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
van de auto liggen omdat de camera daardoor
kan worden afgedekt.
Grootlichtassistent
Raadpleeg de algemene adviezen voor
automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Als de ring van de lichtschakelaar in de
stand "AUTO" staat en de functie op het
touchscreen is ingeschakeld, dan schakelt
dit systeem automatisch tussen dimlicht
en grootlicht, afhankelijk van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera boven aan de voorruit.
Verlichting en zicht
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto, voor de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer, en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem werkt bij snelheden hoger dan
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt, werkt
deze functie niet meer.
Inschakelen / uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via
het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
► Geef een lichtsignaal (door de schakelaar voorbij
het weerstandspunt te bewegen) om de functie te
activeren.
4
51