VOORstOeleN
1
Naar voren of naar achteren
schuiven
Til de hendel 1 onder de stoel op om te ont-
grendelen. In de gewenste stand laat u de
handgreep los. Controleer of de stoel ver-
grendeld is.
Rugleuning verstellen
Draai de kartelknop 4 tot de rugleuning in de
gewenste stand staat.
2
Hoogte van de zitting van de
bestuurdersstoel verstellen
Beweeg de hendel 2 zo vaak als dit nodig is:
– naar boven voor omhoog;
– naar beneden voor omlaag.
stoelverwarming
Druk, met contact aan, op de schakelaar 3
van de gewenste stoel. Het controlelampje
in de schakelaar licht op.
Het systeem regelt met een thermostaat
de verwarming en schakelt hem uit, indien
nodig.
3
leuningen niet te veel achterover zetten.
Laat geen spullen op de vloer (bij de be-
stuurder) liggen. In geval van plotseling
remmen zouden deze onder de pedalen
terecht kunnen komen, waardoor de be-
stuurder deze niet meer goed kan bedie-
nen.
4
Voer deze verstellingen uitslui-
tend uit als de auto stilstaat.
Voor een optimale werking van
de autogordels moet u de rug-
1.15