Download Print deze pagina

Advertenties

AuTOMATISCHE TRANSMISSIE
4
Bijzondere omstandigheden
– Sneeuw: druk voordat u wegrijdt op een
gladde weg (sneeuw, modder, enz.) op
de schakelaar 4, het controlelampje 5
licht op.
Buiten deze rijomstandigheden, ver-
laat u deze stand door opnieuw te
drukken op de schakelaar 4. Het con-
trolelampje 5 dooft.
(3/4)
5
– Als door de helling van de weg of in
bochten de automatische werking niet
gehandhaafd kan worden (bijv.: in de
bergen), is het raadzaam om op hand-
matig schakelen over te gaan.
Hiermee voorkomt u het automatisch
achter elkaar schakelen door de versnel-
lingsbak bij stijgen en is het mogelijk op
de motor te remmen bij lange afdalingen.
– Om bij koud weer te voorkomen dat de
motor afslaat, raden wij u aan na het star-
ten van de motor even te wachten voor-
dat u de selecteurhendel verplaatst uit P
of N naar D of R.
– Bij een auto zonder tractiecontrole : op
een glad wegdek of bij weinig grip, selec-
teert u om te voorkomen dat de wielen
doorslippen, handmatig de tweede ver-
snelling voordat u start.

Parkeren van de auto

Als de auto stilstaat, houdt u het rempedaal
ingedrukt en zet u de selecteurhendel in
stand P (parkeren): de transmissie staat in
neutraal en de voorwielen zijn mechanisch
geblokkeerd.
Zet de handrem vast.
Bij het achteruit rijden kan de
auto aan de onderkant ergens
tegenaan rijden (bijvoorbeeld:
contact met een paaltje, een
trottoir of ander stadsmeubilair) en daar-
door beschadigen (bijvoorbeeld: vervor-
ming van de achtertrein).
Om ieder risico van een ongeluk te voor-
komen, moet u uw auto door een merk-
dealer laten controleren.
2.29

Advertenties

loading