Advertenties
10.2 Klantenservice
10.2.1 Standaarduitvoering
Remmen
1
Controleren of de remmen werken.
2
Remmechanisme controleren, indien nodig instellen en invetten.
Controleren of het noodlossysteem van veeraccumulatorcilinder
3
werkt.
Elektrische installatie
Waarschuwings- en veiligheidssystemen aan de hand van de
1
gebruikshandleiding controleren.
2
Controleren of de indicaties en bedieningselementen werken.
3
Controleren of de NOODSTOP-schakelaar werkt.
4
Controleren of de ventilator werkt en niet vuil of beschadigd is.
5
Controleren of de zekeringen de juiste waarde hebben.
6
Framesluittest uitvoeren.
Elektrische bedrading op beschadiging (beschadigde isolatie,
7
aansluitingen) controleren. Controleren of de aansluitingen van de
kabels goed vastzitten.
Voeding
Controleren of de aansluitingen van de batterijkabel goed vastzitten,
1
indien nodig polen invetten.
2
Batterij en batterijcomponenten controleren.
3
Zuurdichtheid en spanning van de batterij controleren.
Controleren of de batterijstekker niet beschadigd is, goed
4
functioneert en vastzit.
5
Controleren of de veiligheidsborden/-plaatjes aanwezig zijn.
Rijden
Transmissieoliepeil of vetvulling van de transmissie controleren,
1
indien nodig bijvullen.
2
Transmissie controleren op geluiden en lekkages.
3
Transmissieolie verversen.
Aanwijzing: De transmissieolie moet voor het eerst na 1000
4
bedrijfsuren worden ververst.
Wielen controleren op slijtage, beschadiging en bevestiging, indien
5
nodig luchtdruk controleren.
6
Wiellagers en de wielbevestiging controleren.
W A B C
t
t
t
W A B C
t
t
t
t
t
t
t
W A B C
t
t
t
t
t
W A B C
t
t
t
t
t
193
Advertenties
