7.3.5 Constante druk
Een constante druk is voordelig in systemen met relatief kleine
drukverliezen in de distributieleidingen:
•
Tweepijps verwarmingssystemen met thermostaatkranen:
– ontworpen voor natuurlijke circulatie
– geringe drukverliezen in die delen van het systeem waar-
door de totale hoeveelheid water stroomt (bijvoorbeeld boi-
ler, warmtewisselaar en distributieleidingen tot aan de eer-
ste verdeler).
– omgebouwd naar een groot temperatuurverschil tussen aan-
voer- en retourleiding (bijvoorbeeld wijkverwarming).
•
Vloerverwarmingssystemen met thermostatische ventielen.
•
Eenpijps verwarmingssystemen met thermostaat- of regelklep-
pen.
•
Transportpompen in systemen met een klein drukverlies in het
primaire circuit.
Kenmerken en belangrijkste voordelen
•
De pompdruk wordt constant gehouden, onafhankelijk van het
debiet in het systeem.
Technische specificaties
H
Afb. 28 Regeling op basis van constante druk
7.3.6 Constante temperatuur
Deze regelmodus is geschikt voor verwarmingsystemen met een
constante systeemkarakteristiek, bijvoorbeeld huishoudelijke
warmwatersystemen, waarbij de regeling van de pomp op basis
van een constante temperatuur van de retourleiding van belang
is.
Kenmerken en belangrijkste voordelen
•
De temperatuur wordt constant gehouden.
•
Gebruik FLOW
om het maximale circulatiedebiet te rege-
LIMIT
len.
Technische specificaties
H
Afb. 29 Constante temperatuurregeling
Als u deze regelmodus gebruikt, installeert u geen regelkleppen
in het systeem.
De omgekeerde regeling voor koeltoepassingen is beschikbaar
vanaf model B.
22
Temperatuursensor
Als de pomp in de retourleiding is geïnstalleerd, installeert u een
externe temperatuursensor in de retourleiding van het systeem.
Zie afb. 30. Installeer de sensor zo dicht mogelijk bij de gebruiker
(radiator, warmtewisselaar etc.).
Afb. 30 Pomp met externe sensor
We adviseren u om de pomp in de aanvoerleiding te installeren.
Als de pomp in de retourleiding van het systeem is geïnstalleerd,
kunt u de ingebouwde temperatuursensor gebruiken. In dit geval
installeert u de pomp zo dicht mogelijk bij de gebruiker (radiator,
warmtewisselaar etc.).
Q
Afb. 31 Pomp met interne sensor
Sensorbereik:
•
minimaal -10 °C
•
maximaal +130 °C
Om te zorgen dat de pomp in staat is om te regelen adviseren we
u om het sensorbereik in te stellen tussen -5 en +125 °C.
Q
t
F
t
R
t
F
t
R